Ernstig

Column door Aurelianus

Het is er als een mortuarium: het stikt er van de oude lijken, de sfeer is klinisch, de medewerkers wil je zo weinig mogelijk mee te maken hebben en als er niemand in de buurt is zal zo'n medewerker er niet voor terugschrikken zich te vergrijpen aan zo'n oud lijk. Maar toch zit ik er weer. In de bibliotheek. Het tafeltje waar ik ben aangeschoven wiebelt nogal, dus manoeuvreer ik me in een positie waarbij ik het tijdschrift - nu op mijn bovenbeen gelegen - fatsoenlijk kan doornemen zonder last te hebben van het wankele flutmeubilair.

Zo nu en dan kucht een bejaarde zijn longen er uit en huppelt een jonge moeder haar luidruchtige en hyperactieve kinderen - met computerspellen onder de armen - achterna. De dagelijkse gang van zaken, dunkt mij. Alsof de versheid van de prei in mijn tas ervan afhangt, lees ik onverstoord door in mijn tijdschrift, zorgvuldig uitgekozen na een langdurig en complex selectieproces te hebben doorlopen.

Maar een omroepstem (het lijkt wel een supermarkt) maakt een einde aan die onverstoordheid: de bibliotheek gaat sluiten, de lijken worden geruimd. Het tijdschrift plaats ik terug in de daarvoor bestemde kast, mijn tas rits ik dicht en mijn luchtwegen produceren een zucht. Het is weer tijd. Tijd om op te rotten, tijd om de tijd weer te omarmen: ook de bibliotheek heeft zich onderworpen aan het regime van de klok. De tirannie van de gerationaliseerde maatschappij.

Ik bekijk de patronen in het linoleum op de grond terwijl ik richting de uitgang sjok. Een gedempte kreun laat zich horen door een deur waar een ijzeren plaatje op is bevestigd: "MEDEWERKERS". Mijn nieuwsgierigheid is gewekt. Na om me heen te hebben gekeken en te hebben geconstateerd dat het overgrote gedeelte van de bibliotheekbewoners al in de rij staat om zijn boeken te kunnen lenen,besluit ik de deur langzaam te openen.
"OH GERDA! OH GERDA! IK KOM! IK KOM! IK K-",brult een grijsharige man alsof ook zijn prei er van afhangt. Of er in hangt, dat kan ook. Maar prei wordt niet bepaald dikwijls gebruikt als eufemisme voor het mannelijke geslachtsdeel, dus zet ik bij dezen een punt achter dit semi-komisch intermezzo.

Gerda hijgt nog hevig terwijl de grijsaard, wiens naam mij nog steeds onbekend is, zijn laatste stoten uitdeelt. Terwijl ik mijn voet probeer te verzetten, piept het linoleum. De grijze man draait zich geschrokken om. Zijn penis lekt. Ik stamel de naam "Ernst Hirsch Ballin". Hij feliciteert me schreeuwend met mijn verjaardag en zwiept daarbij zijn armen in de lucht. Ik zie zweetdruppels glinsteren.

Hoe graag ik ook zou willen: het is niet mijn verjaardag, en ik wijs hem daar ook op. Gerda ligt nog voor pampus op het bureau. Papier en kantoorartikelen liggen over de grond bezaaid: ongetwijfeld van het bureau geveegd met de ferme hand van Ernst Hirsch Ballin. De minister, volgens mij ongelukkig verrast door mijn antwoord, begint woest op en neer te springen en krijst dat wat ik zeg absurd is, dat ik een leugenaar ben.

"Okay Ernst," zeg ik op een evenwichtige toon, "even een recapitulatie. Na een rustig middagje wat te hebben gelezen zie ik opeens een minister seks hebben met een lokale bibliotheekmedewerkster, waarna hij mij onrechtmatig feliciteert met mijn verjaardag en woedend op en neer springt. We zullen wel van referentiekader verschillen, maar de absurditeit staat mijns inziens toch echt aan uw kant."

Ik sla de deur krachtig dicht. Ik heb er genoeg van. Eerst stelen ze ons geld. Daarna verzinnen ze wetten en instituties om ons in een keurslijf te dwingen. En als kers op de slagroom feliciteren ze je met je verjaardag, terwijl je niet eens jarig bent. Succes met jullie missie om onze levens te vergallen.
Succes, politiek. Succes, Balkenende IV.