Afscheid

Het was eigenlijk een gewone ochtend. Niet koud en niet warm; grijs, om het zo maar te noemen. Het had vannacht wat geregend, maar nu was het droog. De wegen waren vochtig omdat de zwakke zon nog niet de kans had gekregen om de straten te drogen. Overal lagen plassen.

Hij fietste naar zijn werk met een bijzonder gevoel in zijn maag. Vandaag was de dag dat hij het allemaal achter zich zou laten. De speech die hij gisteravond geoefend had dwarrelde in duizend stukken door zijn hoofd, het begin zoek en het einde versnipperd in tientallen mogelijke uitkomsten. Er was de uitkomst dat hij de welgemeende felicitaties kreeg, en er was die uitkomst waar hij haastig een superaanbod kreeg om alsjeblieft maar te blijven. Hij droomde erover om met opgeheven hoofd de complimenten aan te nemen en het aanbod af te slaan, als het op hem af zou komen. En hij wist dat het een stuk moeilijker dan dat zou worden.


De zon brak door toen hij zijn fiets naar de fietsenstalling stuurde. In het natte gras zag hij de bandensporen van de mensen die niet het geduld of fatsoen hadden om een meter extra over de stoep te fietsen. En hij ergerde zich eraan. Hij ergerde zich voornamelijk aan het feit dat hij het nog nooit iemand had zien doen. Hij zou er zeker iets van zeggen hoor. De mensen aanspreken op hun verantwoordelijkheid was een van de belangrijkste dingen die de maatschappij miste. En verantwoordelijkheid nemen, dat gebeurde te weinig in de wereld. En in dit bedrijf in het bijzonder.

Had hij niet al meteen gezegd wat er aan de hand was? Volgens hem was de oplossing simpel maar wilde er niemand naar luisteren. Dromerig stak hij zijn pasje in de gleuf om de deur van de stalling te openen. Ja hoor. Ook hier was men hem al voor geweest. Er stond een fiets naast de deur, niet in het rek. Zulke mensen had je overal.

Hij stoorde zich aan dit soort ongehoorzaamheid. En niet in de eerste plaats omdat het van weinig respect getuigde voor de medemens. Hijzelf zou nooit iets doen waarmee hij opzettelijk iemand griefde. Tuurlijk had hij zijn ongehoorzaamheidjes, zelfs aanvaringen met het gezag, maar die waren altijd gericht tegen het grote geheel. Zijn milde rebellie was er altijd op gericht om de mensen duidelijk te maken wat er mis was met de manier waarop ze hun leven leidden.

Nooit op de persoon gespeeld, zoals de fiets die de deur net niet blokkeerde of de auto die voor de stoep geplaatst was - zodat hij er niet meer langs kon. Dus liep hij maar om de auto heen, zich beheersend om er niet zijn sleutel in te zetten. De bestuurder had vast een vet contract bij een of andere jasje-dasjestent, en de auto was waarschijnlijk niet eens van hem.

Dat soort mensen had schijt aan alles. Schijt aan de normen en waarden van het bedrijf waarvoor ze werkten. Het bedrijf dat hun salaris betaalde. En dat terwijl dat soort mensen vroeger niet zo nodig was. Toen regelden ze alles zelf. Van paperclip tot draaibank, alles werd besloten en geregeld in samenspraak met hem.

Hij liep de voorkant van het gebouw binnen. Het was een oud gebouw, waar de sfeer van vroeger hing. Dit was eigenlijk de reden dat hij ja had gezegd op de baan die ze hem nu al acht jaar geleden hadden aangeboden. Zijn positie als supervisor in de fabriek kwam te vervallen met de reorganisatie, en een nieuwe kans bood zich aan. In de IT-sector hadden ze weinig ervaring en ze hadden goede mensen nodig om een afdeling op poten te zetten. Hij wist dat hij gevraagd was om zijn kennis van het productieprocess en zijn kwaliteiten als leidinggevende. Nu was de sfeer die hem destijds getrokken had weg, hij ging vandaag zijn baan opzeggen.

Als jongste van de fabriekers, zoals ze zichzelf noemden, had hij bij zijn aanstelling de kans gekregen om zich te specialiseren in het monitoren van de processen. Hij en zijn collega's, vijf in totaal, waren toen enthousiast begonnen en als team konden ze vanuit het niets een geheel nieuwe afdeling opzetten.

Theo ging na twee jaar als eerste met vervroegd pensioen. Hij had er zelf voor gekozen, zei hij er altijd bij. Misschien omdat hij de schijn tegen had? Iedereen wist dat zijn vrouw Mary, die twaalf jaar ouder was en al niet meer werkte, ernstig ziek was en graag nog een keer met de caravan door Frankrijk wilde trekken voor ze stierf.

Ad was nog geen twee maanden nadien op het aanbod van de directie ingegaan. Met een beetje extra pensioen hadden ze hem over de streep getrokken. Alsof Ad het geld nodig had zeg. Die woonde al in een mooi huis, op stand zogezegd, en had de anderhalf jaar die hem restte best kunnen blijven. "Nee", had-ie gezegd, "ik vind het wel mooi geweest en krijg een mooie bom duiten en een extraatje per maand om te gaan. Zo'n aanbod krijg ik maar ene keer, en dees laat ik niet schieten". Ad had de meeste ervaring in de IT, omdat hij de opzichter was in de fabriek, en dus altijd de rapporten intikte. Op het afscheidsfeestje van Ad hadden de vijf besloten eens per maand een avond te gaan kaarten. Net als vroeger op de vrijdag in de fabriek.

Dromerig over die goeie ouwe tijd liep hij door het gebouw naar zijn werkplek. De kamer was leeg en donker. Altijd als hij 's middags weg ging deed hij de lichten en de verwarming uit. Ook zoiets wat die jongelui vergaten. Als hij kon zien wie er als laatste wegging, dan zou hij er wat van zeggen, maar niemand in het gebouw hield zich nog aan normale werktijden tegenwoordig. Alsof hij het moest flikken om pas om negen uur te verschijnen toen hij nog op de fabriek werkte! En waarom zou je tot negen uur 's avonds blijven werken? Als je je dag goed indeelde, zoals hij elke ochtend deed, dan had je je werk keurig om kwart voor vijf af en kon je naar huis. Dat was wat de jonge mensen in dit bedrijf misten, structuur en regelmaat. Hij snapte niet dat die mensen hier gestressed rondliepen en de verhalen over burnouts en overspannen raken konden er bij hem helemaal niet in.

Zijn postbakje was leeg, anders had hij voor de koffie zijn inkomende brieven kunnen behandelen. De eerste koffie ging hij altijd om half negen halen. Op het tijdstip dat in de fabriek de koffiebel rinkelde. Natuurlijk kon je die niet meer horen, maar dat was hoe het altijd gegaan was. En dat waren ze blijven doen. John, Ad en Theo vonden dat prettig, en hij zelf eigenlijk ook wel. Alleen Peter was er minder van gecharmeerd. Toen Ad en Theo weg waren brak Peter als eerste met de gewoonte en kwam altijd met een kopje koffie de kamer binnen. Te laat vaak. Het was gewoon pure provocatie. Elke keer als Peter vijf minuten na acht uur met koffie binnen kwam, schudde hij zijn hoofd en zei hij er niets van. Hij had een keer duidelijk laten blijken wat hij ervan vond: door te zuchten en op sarcastische toon te vragen of de trein vertraging had. Peter kwam niet met de trein, en dat wist hij. Zo'n opmerking spreekt boekdelen en hij had het idee dat Peter zich er iets van aangetrokken had. John had geknikt en was verder geluisterd naar zijn verhaal over de ontwikkeling van Byzantynse letters in de premoderne tijd. John en hij hadden altijd interessante gesprekken. Peter was wat dat betreft minder een teamplayer.

Peter was ook al snel met pensioen gegaan. Ruim twee jaar voor zijn tijd had hij het bijltje er bij neer gegooid. Het enige wat hij er op zijn afscheid over gezegd had, was dat hij de directie dankbaar was voor de kans om naar Aruba te kunnen vliegen om zijn dochter te bezoeken. Wat was dat nou voor een reden om je werk op te geven? Hij had geen dochter om te bezoeken, maar hij kon zich niet voorstellen dat hij zich voor een paar guldens extra liet omkopen. Voor een vliegreisje...

Peter wel, die had de afdeling (die al redelijk begon te draaien) gewoon vaarwel gezegd en was met vervroegd pensioen gegaan. Ongelooflijk. Gelukkig werkte John er nog, al was het niet voor lang. John zat al tegen de leeftijd aan, en had ooit al eens tegen hem gezegd dat als ze hem een aanbieding zouden doen, dat hij erover dacht erop in te gaan. Nou, had hij toen gezegd, dat zou betekenen dat John de kaartavond misschien maar niet meer moest bezoeken. Nu de andere drie ook al steeds vaker afzegden, werd er toch al niet veel meer gekaart. De laatste keer dat er een volle ronde gespeeld kon worden omdat iedereen er was - en tot het einde bleef - was al enige maanden geleden.

Inmiddels was het half negen en dus tijd voor koffie. Nadat John en hij alleen overbleven was het tempo waarin de afdeling tot stand kwam een beetje ingezakt. Samen konden ze een hoop dingen bedenken maar kwamen handen te kort om het te doen. Bij de koffieautomaat stond een van de jongens die de afdeling in het begin had geassisteerd. De jongen was begonnen toen hij net van de universiteit af kwam. Hij groette hem en maakte een kort praatje met de knul. Zulke jongens had hij met tientallen zien komen en gaan in de fabriek. Ambitieus en volgepropt met waardeloze kennis. Ze dachten de wereld aan hun voeten te hebben, maar konden nog veel leren van zijn ervaring en inzicht in het proces. Hij had zich als mentor opgeworpen voor deze jongeling, omdat de IT-sector voor een groentje best bedreigend kon zijn. De jongen had tot het pensioen van John bij hen op de kamer gezeten, voor kennisoverdracht, zoals de knul het zelf noemde.

Met zijn kopje automatenkoffie liep hij terug naar kantoor. Zijn computer was inmiddels opgestart, maar hij liet het scherm uit. Zijn password was hij al een tijdje kwijt en hij had geen zin om de helpdesk weer te bellen. Die deden altijd zo denigrerend en lacherig. Vandaag was het ook allemaal niet zo belangrijk. Hij had geen e-mail meer gekregen sinds zijn laatste collega vijf jaar geleden met pensioen was gegaan en controleerde de laatste tijd niet eens meer. Vandaag was de dag waarop hij tegen zijn baas ging vertellen dat ze het verder zonder hem moesten doen. Daar had je geen e-mail of computer voor nodig.

[Volgende week het slot.]