Pilskrocht

"Hebben jullie een studentenpas?" vroeg de opgepompte, ietwat allochtoon ogende 'uitsmijter'. We keken elkaar een moment verdwaasd aan en richtten ons weer tot de spierbundel "Nee, jij wel?" Hij keek bedreigd, dacht aan zijn moeder en vermande zich "Sorry heren, zonder studentenpas geen toegang."

Ik wist eigenlijk niet eens voor welke kroeg we stonden dus ik wierp een vluchtige blik naar binnen. Achter de dikbeslagen ramen zag ik een oerwoud van kraagjes, streepjes, kleurtjes, rugnummers, werpheupen en tienerkopjes. Wacht even, dacht ik, waarom willen we hier überhaupt naar binnen? Ik bedoel, wat moet je daar überhaupt als student? Je loopt er binnen, er knalt meteen een corpsknaap tegen je aan die al brallend ofwel zijn voorraad 'pils', ofwel de inhoud van zijn maag over je kleren deponeert. Je loopt verder door een woud van verlepte, uitgeholde uvjes die je met verlopen make-up aankijken alsof je een wandelende erectie bent. Vervolgens bestel je een biertje waar je op kan wachten tot je kleren droog zijn en de rest van de avond sta je je af te vragen wat je hier ook alweer in godsnaam deed. "Gasten, we gaan wel naar hiernaast", zei ik tegen de rest. "We gaan wel naar die lesbo-tent."
Maar helaas, Heerenplein was "vol", althans, dat zei de portier terwijl er drommen mensen uit de zaak stroomden. Ik voelde me een buitenlander in eigen stad. Maar dat heb ik de laatste tijd wel vaker.

Waar gaat een mens dan heen, om half vijf 's ochtends, de zakken gevuld met winst uit het Casino, genoeg testosteron om de hele mannelijke wereldbevolking te voorzien van een enorm libido en vooral gewoon met zin in een biertje? Er speelde zich een film af in mijn hoofd. Een slechte. Het was iets met tijgervelletjes en permanentjes... Een stememtje in mijn hoofd zei: "Er is verder toch niets anders meer open op loopafstand". Mijn mond begon te praten "kom, volg mij" of iets in die trant. Mijn benen begonnen te lopen, ik kon er verdomme niets aan doen! Twee minuten later kwam ik weer een beetje bij. Ik stond een beetje verdwaasd voor de gevel van een kroeg, dacht ik. Er wapperde een dik, veel te lang niet afgestofd vies-geel ribgordijn naar buiten. Elke keer als het wapperde ving ik een vleug muziek op. Slechte muziek. Ik wist ineens waar ik was. Als een donderslag trof het mij; ik stond voor de Lucasbar.

Ineens werd de film die zich even daarvoor in mijn hoofd had afgespeeld duidelijk. Ik was hier al eerder geweest. Ik had me toen verbaasd over de overdosis permanentjes, tijgerprintjes en handtasjes. Ik herinnerde me dat de tijd destijds leek stil te staan en de wereld zich om mij ontvouwde, terwijl ik met grote ogen mijn biertje opdronk, in een muf, vies, oudbruin café, met gokkast, bejaarden en uitgezakte derderangs prostituées die de Hardebollenstraat ritueel waren uitgezet.

Ik zei "Oke, ehh... laten we anders even verderop kijken".

Maar ik kreeg geen reactie.

"Gasten?"

Maar het bleef stil.

Ik keek om me heen; ik was alleen.

Het leek plots te onweren, te misten en zwaar te regenen. De kroeg was getransformeerd in een Transsylvanisch kasteel op een angstaanjagend hoge bergpiek. En ik stond met bonzend hart voor de poort.
Ik moest wel naar binnen. Met mijn dronken harses liep ik het dikke gordijn door. Ik werd bedolven onder muziek, dranklucht en schreeuwend volk. Ik keek angstvallig om me heen, verwachtte elk moment besprongen te worden door een hitsige Esmeralda, Anja of Jolanda.


Maar niets van dit alles. Toen ik mijn dichtgeknepen ogen langzaam opende zag ik dansende studenten, normale mensen en vooral: nauwelijks handtasjes. Op de plek waar eens de tasjes vol sigaretten, tampons, condooms en make-up waren geparkeerd stonden nu hele rijen met drank, zoals in elke andere kroeg. Hoe was dit mogelijk? Ik liep weer naar buiten, kneep mezelf en keek nog een keer naar de gevel. 'Lucasbar'. Het stond er toch echt. Ik liep weer naar binnen en trof de rest van mijn reisgenootschap aan, achter de gokmachine en aan de bar. Het enige tijgervelletje wat ik kon ontwaren met mijn drankogen was de opgedroogde uitbaatster achter de bar. De enige Harley-rijders zaten met zijn drieën ladderzat in een uithoek van de toog.

Tevreden dronk ik mijn biertje op, bekeek de kansloze poging van een student die een lekker wijf probeerde te versieren met zn balts, verspeelde wat euro's op de kast, rookte een sigaret, maar was bovenal verbaasd. Even dacht ik een illusie armer te zijn, maar al snel was ik gerustgesteld; in de WC lag een grote hoop kots, ze draaiden nog Andre Hazes en volgens mij zag ik vanuit mijn ooghoek ergens op de grond een gebit liggen.

Ik denk dat ik gewoon wat te laat was.