Tachtig jaar te vroeg gestorven

Column door Ceesnimwegen

Dus sta ik opeens op een Tilburgs kerkhof voor een graf van iemand die op 17 april 1957 is overleden. Op zichzelf niet heel bijzonder. Elke dag sterven er immers mensen, ook in Tilburg, ook in 1957. En als je over een kerkhof wandelt, is de kans groot dat je met de dood wordt geconfronteerd. Daar ontkom je niet aan. Maar dit grijpt me aan. Degene bij wie ik voor het graf sta was namelijk geboren op 16 april 1957. Ik sta voor het graf van een baby'tje dat één dag oud was toen hij overleed.

Ik ben bij mijn neef in Tilburg. Zijn vriendin is een weekendje met wat meiden op vakantie. Dus
hebben wij een paar dagen het rijk alleen. Het worden een paar gezellige dagen. We voeren goede gesprekken, gesprekken die ergens over gaan. Dat zijn dus discussies die niet over bijvoorbeeld politiek of het selectiebeleid van Van Basten gaan. Dit zijn namelijk bijzaken die we in Nederland tot hoofdzaak hebben gemaakt. Ook laten we even de hele familie de revue passeren. Alle ooms, tantes, neven en nichten, en dat zijn er bij ons heel wat, komen aan bod. We concluderen dat we een prima familie hebben. We hadden het slechter kunnen treffen.

Een paar dagen later beseffen we dat het al zondag is. Op een of andere manier komen we beide met het idee om naar opa te gaan. We zijn er beiden al lang niet meer geweest en hebben allebei de behoefte om even aan het graf van onze grootvader te staan. Maar eenmaal op het kerkhof aangekomen merken we dat we opa kwijt zijn, we kunnen hem niet meer vinden. En dus lopen we maar liefst driemaal het hele kerkhof rond in de hoop zijn graf te vinden. Zelfs tussen de bosjes kijken we, in de veronderstelling dat de zerk verscholen ligt achter het omvangrijke groen. We zien omvangrijke familiegraven, grote standbeelden en prachtige gedenkstenen.

Opeens bevinden we ons in het kindergedeelte. We worden er stil van. Met een baksteen in mijn maag loop ik langs de grafjes en lees elk opschrift. Het intense verdriet van de ouders spat van de zerkjes af. Kinderen van acht jaar, kinderen van vijf jaar, baby's... Het maakt veel indruk op me. Ik zie een graf van een kindje dat in 1982 is geboren. Ze zou nu net zo oud zijn geweest als ik. What if... Ik ben diep geroerd als ik langs een grafje loop van een peutertje, gestorven in 1953. Er ligt een verse bos bloemen op met daarnaast een modern speelgoedautootje. Prachtig dat zelfs na meer dan een halve eeuw het kleintje niet is vergeten. Een hoogbejaarde moeder of bijna gepensioneerde broer weigert het kleine kind te vergeten en gaat blijkbaar nog met grote regelmaat naar het graf toe.

Ik zie een graf uit 1968 met slechts één datum erop. Waarschijnlijk heeft dit kind de volgende dag niet eens gehaald of is het dood geboren. Afschuwelijk. Normaal gesproken sterf je aan het einde van je leven maar deze kinderen deden dat aan het begin, tientallen jaren te vroeg.

Ik vraag me af wat er met je gebeurt wanneer je je kind moet begraven. Er is niets hogers dan je kind, het is het meest heilige op aarde. En dan moet je opeens als jonge ouder het kistje naar het graf dragen. Ook bij mij in de familie hebben deze dingen plaatsgevonden. Ik kan me niet voorstellen dat je er ooit weer bovenop komt, volgens mij vergalt het echt de rest van je leven. Als ik er al aan denk lopen de rillingen over m'n rug. En dat terwijl ik niet eens kinderen heb.

Waarom moet een kind sterven? Waarom krijgt het geen eerlijke kans op een leuk leventje, zoals ik heb gehad? Waarom moet ik voor het graf staan van iemand die slechts één dag geleefd heeft? Welk opperwezen laat dit gebeuren? Als ik God was en echt zo machtig zoals velen geloven, dan zou ik andere mensen uitkiezen om te sterven. Maar geen baby. Of peuter. Of kleuter.
We besluiten naar huis te gaan.

Opa hebben we niet meer gevonden.