Een potje behoorlijk eenzaam

Column door sjor

Het was een Hollandse zomeravond. Regendruppels kletterden in ironische hoeveelheden tegen de straatstenen, maar bleken niet in staat de opgewekte glimlach van het gezicht van Trijn te slijten. Trijn zat waar ze altijd zat, op een houten bank op de brug achter de drukke winkelstraat. Een halflege fles rode wijn zat stevig in haar linkervuist geklemd, haar knokkels waren er wit van uitgeslagen. Slierten van haar vieze haren waren door de regen tegen het gezicht geplakt, wat haar zo mogelijk een nog groezeliger aanzien gaf.

Ik zag haar zitten vanachter het raam van het cafe aan de overkant van het water, waar ik een behoorlijk potje zat eenzaam te zijn. Het is goed om af en toe een behoorlijk potje eenzaam te zijn. Een behoorlijk potje eenzaam zijn helpt om triviale zaken zoals geluk en liefde op zijn plaats te zetten.

Het eenzaam zijn doe je bij voorkeur alleen- eenzaam zijn met je vrienden in de buurt is sneu. Het helpt, weet ik uit ervaring, om er ook een behoorlijk potje bij te drinken. Een nuchter potje behoorlijk eenzaam zijn is bijna net zo sneu als eenzaam zijn met je vrienden erbij. Vandaar dus dat ik de kroeg had gekozen om de periodieke dosis eenzaamheid waar ik recht op heb door te maken. Ik zat aan een tafeltje aan het raam, waarop grote druppels mijn gemoedstoestand illustreerden. Met dezelfde pathetiek als deze laatste zin zat ik daar eenzaam te zijn, dus je begrijpt dat het geen pretje was.

Ik keek naar Trijn. Er gaan veel verhalen over Trijn. Sommigen zeggen dat ze ooit getrouwd was en haar man betrapte met een ander. Anderen zeggen dat ze vroeger zong en aan lager wal raakte.

Dat laatste lijdt geen twijfel, aan lager wal is ze.

Hoewel ze inmiddels drijfnat was, vormde haar lippen een glimlach. Toevallige passanten met paraplu keek ze uitdagend na en er was eigenlijk weinig wat Trijn kon deren.

Best een vredig beeld.

Maar niet als je een potje behoorlijk eenzaam zit te zijn. Ik bedoel: als een zwerver in de regen vrolijker gaat zitten zijn dan jij, tja, wat rest de eenzame ziel dan nog? Ik besloot tot actie over te gaan. Met een paar ferme stappen was ik buiten en zat ik -in de regen- op het bankje naast Trijn. Even keek ze op, niet meer dan twee seconden. Onze ogen ontmoetten elkaar enkele tienden. De glimlach verdween niet van de lippen van de zwervende vrouw. Het bracht me van mijn stuk. Plotseling schoten de vragen door mijn hoofd. Hoe oud zou ze zijn? Zou ze broers of zussen hebben? Ooit in een andere stad geweest zijn?

Ik deed mijn mond open om een woord uit te brengen, maar er kwam niks. Iets legde me het zwijgen op. Trijn, ze keek voor zich uit en glimlachte tegen de regen.

Ik ben naar huis gegaan en was een potje behoorlijk gelukkig.