Net als in de film ( deel 1)

Gefocust op de twee rode puntjes in de verte steekt hij een peuk op. Zijn vijfde sinds Utrecht. De asbak zit nog vol oude vergeelde filterrestjes en verfrommelde sjekkies van de heenweg. Het miezert een beetje. Met de palm van zijn rechterhand veegt hij de aangeslagen voorruit schoon. Tenminste, schoon genoeg om de weg van de berm te kunnen onderscheiden. Een tegenligger aan de linker overkant dimt snel het grote licht. Af en toe wrijft hij in zijn ogen. Moe is hij, vreselijk moe. De laatste weken zijn slopend geweest. Hij voelt zijn oogleden steeds zwaarder worden. Overdreven knippert en knijpt hij met zijn ogen om de slaap nog niet toe te laten. Aan de linkerkant komt onverwacht een auto claxonnerend voorbij razen. Meteen is hij weer klaarwakker. Achtenzestig wijst de teller aan. Achtenzestig op een weg waar je honderd twintig mag rijden. Automatisch drukt zijn rechtervoet het pedaal diep in. Voor hem zit inmiddels de toeterende auto van zonet. Een informatiebord naast de weg geeft aan dat hij in de buurt van een tankstation is. Hij besluit de afslag te nemen en parkeert de auto aan de zijkant naast de toiletten. Hoewel het toch al zeker middernacht is geweest, zijn er opvallend veel mensen die blijkbaar dezelfde gedachte hebben gehad. De schuifdeuren gaan open en twee mannen komen haastig naar buiten rennen. Ze hebben zwarte mutsen over hun hoofden getrokken en lopen rechtstreeks naar een witte golf, zo'n dertig meter bij hem vandaan. Met gierende banden scheuren ze weg. Met fijngeknepen ogen en enigszins verscholen achter de hoofdsteun probeert hij het nummerbord te ontcijferen. Met 'DS - 23' begint het. Verder komt hij niet. Ze zijn al uit het zicht verdwenen. Zonder te twijfelen start hij de motor en rijdt hij linea recta de snelweg weer op. Tachtig, honderd, honderd dertig, honderd veertig. "Witte golf - DS 23" blijft hij maar herhalen. "Witte golf - DS." Vreemd genoeg is er alleen in de wijde omtrek geen enkele auto meer te bekennen. Zelfs geen lichtpuntjes in de verte. En daar jaagt hij nu met honderd vijftig kilometer per uur over een stikdonkere weg. Op zoek naar een op het oog verdwenen vluchtauto. Terwijl hij nu duidelijk vaart mindert, drukt hij met zijn rechterhand drie toetsen in op zijn mobiele telefoon. "Eén één twee" herhaalt hij bevestigend. De juffrouw aan de andere kant van de lijn is slecht te verstaan. In termen doet hij luid verslag van wat hij heeft gezien. Of hij zich zo snel mogelijk wil melden op de plaats delict.
Bij terugkeer blijkt het tankstation nog drukker dan daarstraks. Ditmaal parkeert hij een eindje verderop bij een picknicktafel. Niet alleen telt hij meer personenauto's maar ook twee politieauto's en een ambulance zijn op het terrein gearriveerd. Met lint wordt het deel rond de ingang afgezet. Tegelijkertijd komen de ambulancebroeders naar buiten rennen. Vakkundig gooien ze de achterdeuren open en rijden ze de brancard de wagen in. Een van de agenten komt op hem aflopen. Hij zit nog steeds zonder te bewegen dit schouwspel te bewonderen. Alsof hij in een drive-in bioscoop naar een Amerikaanse film zit te kijken. De agent gebaart dat hij zijn raampje open moet doen.
Even later, nadat er nog meer blauw het terrein op is komen rijden, zit hij achterin een politieauto. De plastic achterbank plakt en maakt veel geluid als hij even verzit. Een agent in burger neemt plaats op de bijrijderstoel en stelt hem wat vragen terwijl hij ondertussen met een zilverkleurig pennetje steekwoorden noteert. Lang duurt het niet. De agent pakt zijn mobiel en stapt de auto weer uit. "Momentje" zegt hij terwijl hij met zijn wijsvinger naar zijn telefoon gebaart.
De ambulance is inmiddels met zwaailicht en sirene vertrokken. Nog geen minuut later komt een tweede ambulance het terrein op rijden. In de verte hoort hij een drietonige galm langzaam wegsterven.

Wordt vervolgd.