Een Alblasserdamse jongen

Alblasserdam. Gehucht in de polder, geflankeerd door de Noord. Er valt weinig tot niets te beleven, voor hen die het niet kennen. Zij die het wel kennen, kunnen het beamen. Ja, er is een bioscoop, terwijl het molencomplex rond Kinderdijk ook landelijke faam geniet. Maar verder is het een dorp zoals er in Nederland nog veel meer zijn. De gelovige partijen maken er de dienst uit. Dat straalt een bepaalde rust uit. De jongens die mogen, gaan op voetbal. Niets bijzonders, totdat er plotseling een Alblasserdammer in de belangstelling komt te staan.

Het gaat hier natuurlijk over Danny Buijs, prof bij FC Groningen. De jonge Buijs groeide op in Alblasserdam op de voor het dorp kenmerkende manier. Ook hij werd lid van een voetbalclub en wel van Alblasserdam. Zij die het dorp niet kennen, moeten weten dat dit een beetje de volksclub genoemd mag worden. De Alblas en De Zwerver zijn de overige verenigingen, die duidelijk minder laagdrempelig zijn. Alblasserdam speelt op sportpark Souburgh, best een aardig onderkomen. Daar ontplooiden de talenten van Danny Buijs zich.

Voor hem kwam toen een droom uit. Hij bleek beter te zijn dan de meeste van zijn leeftijdgenootjes en werd uitgenodigd door Feyenoord. Gedurende enige jaren zou hij in de jeugd van de Rotterdamse topclub spelen, waar hij echter nooit het eerste haalde. Buijs moest gaan rijpen bij Excelsior, absoluut geen schande. Hij speelde met die club toch maar mooi in de eredivisie en dwong na de degradatie door een sterk seizoen in de eerste divisie een transfer naar FC Groningen af. Ondertussen deed hij nog van alles voor zijn oude vereniging. Het was dus niet vreemd dat, eenmaal in Groningen, de heimwee toesloeg. Buijs had het lastig, ver weg van Alblasserdam. Voor een rasechte Alblasserdammer is het al even slikken als de Alblasserdamse brug wordt overgestoken richting Rotterdam, dus Groningen was voor hem in feite net zo vreemd als Afrika.

Buijs zette echter door en zie, ineens heeft hij succes. Dit seizoen is hij één van de belangrijkste krachten van FC Groningen, dat stilaan tot revelatie van de eredivisie gekroond mag worden. Buijs is dan ook een speler waar fans snel van kunnen gaan houden. Zijn inzet is uitmuntend. Negentig minuten ploegt hij over het heilige gras, ondertussen een spoor achterlatend van slidings en per ongeluk meegenomen benen. Buijs gaat voor elke bal, is nergens bang voor en raast van strafschopgebied naar strafschopgebied. Hij kan daarnaast behoorlijk voetballen. Verwacht van hem geen arsenaal aan schijnbewegingen, maar hij heeft wel een goede functionele techniek. Zijn spel verraadt een diepe passie, zodat je als fan van de tegenpartij ook nooit echt boos op hem kunt worden. Danny schopt je wel, maar doet dat altijd op open wijze. Geen geniepige trapjes buiten het zicht van de camera, maar gewoon even doorhalen terwijl de mannen van De Mol meefilmen. Een teamspeler pur sang dus.

Gedurende deze jaargang pikt hij ook nog regelmatig zijn doelpunten mee, waardoor zijn goede spel nog meer opvalt in de rest van het land. Voorzichtig wordt hier en daar al geopperd dat Feyenoord hem wel eens zou kunnen terughalen en zijn trouwste aanhangers durven zelfs stiekem het woord voorselectie in de mond te nemen. In combinatie met het woord Oranje zelfs. Dus kwam hij de afgelopen periode regelmatig in de media. Danny mocht eens een monoloog houden hier, gaf een interviewtje daar en telkens was daar die liefde voor Alblasserdam. Ja, hij was inmiddels wel gewend aan Groningen en het beviel hem er goed, maar toch knaagde het. Dan bekroop hem weer even dat gevoel van nostalgie, van de vroege zaterdag op sportpark Souburgh, als hij met zijn vriendjes de dauw van de velden mocht voetballen. Ongetwijfeld had hij toen ook al een enorme inzet en zullen ze hem soms hebben moeten afremmen. Het lijkt me een jongen die, indien nodig, drie wedstrijden per dag speelt om andere teams te helpen.

Ik kan Danny wel begrijpen. Ik ken Alblasserdam, ik woon er dichtbij. Mijn woonplaats is in veel dingen te vergelijken met Alblasserdam, dus ik ken dat gevoel ook. Er is niks en toch houd je er van. Ik zie Danny voor me, daar in Muntendam, mijmerend over de films in de Wipmolen. Ik begrijp zijn nostalgische hang naar dat zo plots opduikende centrum, met die anderhalve winkel. Ik snap wat hij voelt, elke keer als hij de Alblasserdamse brug overrijdt of de tunnel onder de Noord doorgaat. En ik vind het mooi, dat zelfs een profvoetballer zoiets nog kan hebben.

Dus als Danny echt een transfer naar Feyenoord zou kunnen afdwingen of daadwerkelijk een keer mag proberen hoe een Oranje-shirt hem staat, dan zie ik niet de Danny Buijs die de meeste Nederlanders zullen zien. Die werker van FC Groningen, die de plaggen uit het veld loopt en nooit opgeeft. Nee, ik zie een Alblasserdamse jongen die zijn droom heeft gevolgd, tot ver in Groningen, maar die diep in zijn hart nog het liefst op zaterdagmorgen om acht uur in de regen op sportpark Souburgh speelt. Een jongen die niet verpest is door de status die een profvoetballer tegenwoordig per definitie al heeft. Er zouden er meer moeten wezen.