Arnhemse meisjes (26, slot)

De Spaanse, over wie ik het in het begin even had in mijn bijdrage aan Arnhemse meisjes, deed me herinneren aan fragmenten uit het verleden. Zoals deze hele stad dat eigenlijk doet, waar ik hier ook ga.

Helemaal los van je verleden kom je nooit. Zo heb ik jarenlang voor een ziekenhuis gewerkt, ik droeg zelfs een bril en overhemden zo nu en dan. In het gebouw waar ik werkte was ook de Riagg gevestigd, op de begane grond was de receptie. Als ik met pauze ging, hingen er in de hal wel mensen rond die ik nog kende van vroeger. Dan kruisten onze blikken elkaar en op de gezichten zag ik dan een frons die zei: "Ken ik jou niet?" Ik keek dan weg, terloops, schijnbaar laconiek, glimlachte naar de receptioniste...

Op een middag kwam ik thuis van mijn werk en een oude vriend zat aan tafel met mijn vriendin te praten. Het was Max (de Schipper). Ik had al jaren niets meer van hem gehoord. Hij had zojuist in Duitsland een straf wegens een bankoverval uitgezeten. Een bankoverval in zijn eentje gepleegd, waarbij hij deed alsof hij een vuurwapen onder de jas droeg, maar dat was slechts een mes. Eén of twee straten van de bank vluchtte hij, met buit, een portiek in en viel daar stoned in slaap. We lachten erom, mooi verhaal!...

Toen het gesprek op mij kwam en ik vertelde over mijn werk, betrok zijn gezicht. In mijn werk had ik regelmatig te maken met junks, alcoholisten, geestelijk verminkten, daklozen, asielzoekers, bedroefden...met wie ik afspraken maakte, opdat zij hun rekeningen betaalden of zich in elk geval lieten verzekeren. Max vond dat maar niks, hij zag het als ons soort mensen het schamele geld uit de zak kloppen, en ik kon hem maar niet overtuigen van de redelijkheid die ik betrachtte in mijn dagelijks werk en de werkelijkheidszin die mij leidde.

Aldus werd ik, degene die uit het slop was gekomen, de bad guy en hij, de bankrover, die overigens ook nog een straf wegens afpersing wachtte, de good guy. Want in zijn verhalen was de desperado aan het woord, de outlaw die handelde uit nobele motieven: de afgeperste was een sujet van het allerlaagste allooi dat een lesje verdiende; de overval diende om de schulden van zijn verslaafde vriendin te verlichten...

Geringschattend nam Max mij op. Ik stond op van tafel en pakte een strandbal en wierp die terug naar het kind in de box. De rest van de middag heb ik me nauwelijks met het gesprek bemoeid. Toen hij afscheid nam omhelsden we mekaar half en onhandig en zeiden we "tot ziens". Maar beiden wisten we: dit is een vaarwel...

Later heb ik me afgevraagd voor wie het 't diepst een vaarwel was. Ik denk voor hem. Het is niet gemakkelijk om als outlaw die voornamelijk leeft volgens de eigen morele wetten de omwenteling te maken naar de algemene wetten die men eerst vooral heeft leren kennen als de obstakels van een als onrechtvaardig ervaren wereld.
Andersom is het mij gemakkelijk gebleken terug te keren naar wat ik eens achterliet, want jaren na het afscheid ben ik nog diep gevallen tot op de bodem van het glas.

Zullen we het hier maar bij laten? Zie het voorgaande, de stukjes, maar als fragmenten, als de scherven van een vaas. Ik althans beschouw ze als zodanig. Er moet me overigens nog van het hart dat het voor mij nieuw was om zoveel, nou ja, zóveel?... verhaaltjes allemaal geheel nuchter op te schrijven. Dat was een aardige oefening.

Tot over twee weken. En Tijl, bedankt voor deze schrijfuitnodiging!