Arnhemse meisjes (18)

Het 19e-eeuwse huis voelde als gestolen. Met zijn twee verdiepingen, de vele kamers, de open haard in de grote benedenkamer en suite, de ornamenten aan de plafonds, de paneeldeuren met koperen klinken... Maar het was gekraakt.

Om de kraak officieel te maken, gingen we naar het Advokatenkollektief op de Boulevard Heuvelink. Met z'n vieren. Ik droeg mijn leren motorjack, de anderen hun tatoeages. Om onze hoofden hadden we zijden damessjaaltjes geknoopt.
De advocaat met wie we een afspraak hadden, droeg een overhemd zonder das met daarover een colbert. De man was nog jong, maar had al een buikje en dunner wordend haar. Hij zweette. Hij stelde een document op waarin stond dat we het huis alleen zouden verlaten als het bij verkoop als woonruimte gebruikt zou worden. Dat was voldoende, zei hij. "Serieus?" vroeg één van ons ongelovig.

Enkele dagen na het bezoek aan het Advokatenkollektief lag er een brief op de mat. In de brief werden we welkom geheten bij kraakvereniging De Loper. Tevens werden we uitgenodigd om eens naar het kraakcafé in het pand het Katshuis te komen. Het Katshuis was schuin tegenover ons, naast homokroeg Entre Nous, waar ons de toegang was ontzegd. (Nadat Bonk er een oude pedofiel uit Deventer had herkend, hadden we de man bij het verlaten van de kroeg opgewacht, hem omsingeld en midden op straat een paar dozijn eieren op hem stuk gegooid. Vandaar...)

Op een avond staken we, met brief, de straat over om ons onder krakers te begeven. De lange Indische speedfreak Julian; de atletisch gespierde Bonk, die op beide armen zijn bij een cafébrand gedode ouders eerde; de binnenvaartmatroos Max, die voorlopig niet meer voer na twee koolmonoxidevergiftigingen en wiens geheugen was aangetast door coma; en ik.

Het café bleek knus en donker. Uit de speakers klonk dezelfde alternatieve muziek die je op de BBC-radio bij John Peel kon horen. Achter de bar en tegen een wand hingen posters. Sandinisten stond met grote letters op een poster, zag ik. Met de woorden: "Hallo jongens, leuk dat jullie er zijn! Hou het wel rustig, okee?", werden we door een roodharige jongen verwelkomd.
"Niet discrimineren he?" zei ik glimlachend om een binnenpretje. Ik had zijn geschrokken blik gezien toen we binnen kwamen en zijn verbazing toen we hem de brief toonden. Hij had liever andere types gehad.

Het was niet druk in de kroeg. Er hingen misschien vijftien mensen rond. In een hoek stonden een paar meisjes die hun best hadden gedaan er zo onaantrekkelijk mogelijk uit te zien. Met zwart geverfd haar dat aan de ene kant lang en sliertig was en aan de andere kant vrijwel was weggeschoren. Met bleke gezichten die nog bleker leken door de ruim aangebrachte zwarte make-up. Ze keken nors en als ze lachten dan lachten ze minachtend.
Een paar krukken van ons verwijderd zaten aan de bar twee blonde meisjes met lang frisgewassen haar. Ze dronken flesjes Dortmunder en gingen samen dansen als een nummer het toeliet, maar hielden daarmee op toen Julian en Bonk zich er tamelijk opdringerig mee gingen bemoeien. Het was duidelijk: deze meisjes kwamen voor een bodempje goedkoop bier en om zich alvast in alle rust warm te dansen, voordat ze de stad ingingen. Toen de disco's openden, vertrokken ze.

Soms is het zo dat als je in een café bent waar niets te doen is, dat je toch blijft wachten op de dingen die komen gaan. Op mensen om ze te bekijken, die te beoordelen... Om het einde van de nacht op die plek niet te missen, juist niet op die plek. Een romanticus zou wellicht zeggen: het is het verlangen naar de grote liefde en daartoe mag geen plaats gemist worden, zeker geen onbekende plaats waar de stilte erop wacht doorbroken te worden. Nu ja, die gedachte bekroop me in dat kraakcafé die avond, maar dat zei ik natuurlijk niet tegen mijn vrienden. Ik zei: "Niet duur hier, dat bier." En terwijl ik hun verveelde gezichten opnam, stelde ik voor om ons enorm te gaan bezatten daar waar we nú waren, totdat we nog slechts kruipend naar huis konden. En: "Eens zien wie er het meeste op kan!"

Terwijl wij ons vermaakten met halve liters bier, praatte Josef, de roodharige jongen, ons bij over onrechtvaardige zaken. Onrechtvaardige zaken die me op de één of andere manier nogal vergezocht leken en ik dacht: een ander zijn huis jatten is zeker niet onrechtvaardig voor de eigenaar. Bier zonder vergunning onder de prijs verkopen is zeker niet onrechtvaardig jegens degene die tapt om in zijn levensonderhoud te voorzien. Niet dat het me veel kon schelen, dat niet, maar zwijg over onrechtvaardigheid als je zelf niet rechtvaardig bent.

Telkens als ik naar de wc ging, kwam ik langs de onaantrekkelijke meisjes, die me haatdragende blikken toewierpen. En telkens moest ik de gedachte dat ik mijn glas leeg had gedronken verwerpen, want dat bleek elke keer als ik ernaar keek nog minstens voor de helft gevuld. Mijn vrienden spoorden me aan door te drinken, want ik liep rondes achter, zeiden ze.
Allengs begon ik me minder op mijn gemak te voelen. Waarom zaten mijn vrienden zo dom naar me te lachen? Wat moesten die lelijke meiden nou met hun verziekte blikken? Wat moest die rooie Josef nou met zijn gelul over Sandinisten en Contra's? Ik wist niet eens wat dat waren en het interesseerde me ook niet. Ineens werd ik draaierig, keek naar mijn eeuwig gevulde glas, werd misselijk en strompelde naar de wc.

Ergens kwam geklop vandaan, toen gebonk dat dichterbij leek te komen. Gehamer. En stemmen. Ik opende mijn ogen en keek op. Ik zag de binnenkant van een deur. De deur bewoog, de deur ging schuin en weer terug en weer schuin en plotseling zweefde de deur weg.
En daar stond Josef in de opening, hij had sproeten zag ik in het felle licht. In een hand had hij een rode schroevendraaier. Hij keek bezorgd, maar achter hem grijnsden Bonk, Julian en Max. "Zo, lekker geslapen op de plee?..." zei Max pesterig. Ik stond op van de pot, steunde even tegen een muur om horizontaal weer van verticaal te kunnen onderscheiden en wankelde vervolgens langs de nieuwsgierigen. Bij de haatdragende meisjes hield ik stil om mijn afgang te vervolmaken en vroeg: "Watsgebeurd?"
Eén van de meisjes stapte naar voren en antwoordde dat ze me al die tijd extra dronken hadden gevoerd en ik niks in de gaten had gehad. En dat ik heel lang op het toilet was gebleven en dat... Ze lachte, ze had mooie tanden zag ik, en vriendelijke ogen ineens, en onder de zwarte lippenstift schuilden mooie volle lippen...

Ik mompelde: "Ik herken je nu pas van achter je masker." En dacht erbij 'geliefde'. Toen liep ik onvast naar de uitgang en verliet het café.