Arnhemse meisjes (16)

Kort geleden werd ik op een ochtend gebeld door de politie. Ik keek er niet werkelijk van op, argwanend als ik ben, want ik heb onlangs mijn scooter weer wat sneller gemaakt en honderden kilometers over de Veluwe gescheurd bij wijze van testrijden. Tegelijkertijd vierde ik korte vakanties van de geest om zwaarwegende gedachten te herzien tot lichtere.

"Bent u Eelco B?" klonk de stem van een vrouw.
Voordat ik bevestigend antwoordde, dacht ik: ze willen zeker de scooter zien; ik ben natuurlijk talloze malen geradard en er zal daarom ook wel een stapel bekeuringen aan zitten te komen. "Ja", zei ik zacht.
De vrouw vroeg of ik naar het bureau wilde komen, meteen.
"Waarover gaat dit?" vroeg ik.
"Nou, over de vechtpartij van eergisteravond op de Klarendalseweg. U was daarbij en wij willen u graag spreken." Ze vervolgde als om mijn geheugen op te frissen: "De broers R. waren er ook bij betrokken..."
Ik zei dat ik van niets wist.

Tot mijn verbazing leek mijn criminele standaardantwoord de politievrouw wat van haar stuk te brengen, want in plaats van te zeggen dat me van de domme houden mij niet zou helpen, ging ze aarzelend mijn gegevens met mij na. De naam was juist inderdaad, zo bleek, maar...
Een naamgenoot in Klarendal, een neef, dat kon niet missen, maar dat zei ik niet tegen de vrouw. Quasi verbaasd informeerde ik hoe ze erbij kwamen bij míj terecht te komen!... "Tsja...", verzuchtte ze.

Klarendal... Tijl schreef erover toen bij mij de telefoon ging. Als ik aan Klarendal denk, dan denk ik aan het lange wachten in de keuken van de Surinamer Bakoe. In de keuken, want zijn huiskamer zat vol met vrouw en kinderen. Hijzelf maakte dan ondertussen een pakje voor me op de wc. Hij had lang werk op de wc. Hij kwam er altijd een stuk stoneder uit dan hij erin ging. Hij grijnsde veel, waarbij hij gouden tanden toonde, en maakte grapjes met de kinderen. Zijn vrouw was kogelrond en zei bezorgd dat ik meer moest eten.

En dan denk ik eraan hoe ik na in Bakoe's keuken gechineesd te hebben naar de stad loop. Naar 't Swingcafé, waar het beeldschone donkere meisje allang op mij wacht. Het beeldschone meisje is geboren in Indonesië en weet niet dat ik gebruik en weet niet dat ik niet weet hoe ermee op te houden. En het is altijd nacht en de straten zijn altijd nat van de regen...

De kelderboxen onder de flat op de Rosendaalsestraat, muren vol roet van brandjes, afgedankte matrassen, pislucht, aluminiumfolie, platgetrapte bierblikjes...

Je met een chillum paranoïde en angstig blowen in coffeeshop Fools Paradise op de Hommelseweg. Steeds weer en steeds weer denken: deze keer, deze keer zal ik wél mijn gedachten naar iets moois kunnen sturen... Tevergeefs.

Ik zie de molen in de wijk, vloekend met alles wat in de omgeving is, of de omgeving vloekend met de molen... De arbeidershuizen, de appartementen die voor arbeiderswoningen in de plaats zijn gekomen... De smalle, hellende straten. De spoorbrug die de Hommelstraat scheidt van de Hommelseweg, en waaronder junks en straatdealers schuilen als het regent of sneeuwt. Bedrijvige Turken, rondhangende Antillianen, Albanezen, Duitsers...
Gezelligheid vindt men in de coffeeshops, waar de geur van cannabis een metafoor is voor teisterende leegte en eenzaamheid. Gezelligheid is te vinden in de volkscafés, waar het harde lachen moedeloosheid en onmacht niet werkelijk kan maskeren.

Klarendal... Een neef met mijn naam woont er. Het mooie donkere meisje woont er. En de straten dragen er de herinnering van mijn voetstappen...
Tegen de politievrouw aan de telefoon zei ik nog: "Ik ken Klarendal niet zo, ik kom daar nooit." Misschien zei ik dat omdat leven in Klarendal als een verlies is. Ik weet het niet.