De Minister

Column door Reya

Nog nooit heeft hij zo gezweet als nu in die stoel. Als je in die stoel aan het kortste eind trekt, zal de glans op je carrière nooit terugkomen. Hij heeft voorgangers daar hun zwanenzang zien uitkraaien, en hij vreest dat hij zojuist eenzelfde lied heeft aangeheven. Hij kijkt aan tegen een kooi; de beesten die de kooi bevolken ruiken bloed en kijken met roversogen naar de eenzame man in de stoel.

De kooi gromt en raast. De man doet toezeggingen en biedt excuses aan. De kooi is nog lang niet uitgegromd. Waar is zijn machine, het machtige instituut dat hij normaliter als zijn wapen mag beschouwen? De machine hapert, er zit zand in, de stuiptrekkingen zijn meelijwekkend, de fouten onvergeeflijk. De machine is kapot, het vehikel is verongelukt, maar wiens schuld is het? Wat kan de bestuurder doen aan de kwaliteit van de onderdelen van zijn voertuig? De beesten grijzen meedogenloos. Het gaat nog een lange nacht worden.

De bestuurder is geen techneut. Maar mag hij wel rijden op een vehikel dat niet deugt? De machine lijkt bepaaldelijk niet door de APK gekomen. Enkele beesten werpen zich op als technische wonderdokters. De man in de stoel vertrouwt de beesten niet. De beesten vertonen hun tanden als dat goede show voor het geboeide publiek op de miljoenentribunes maakt. De beesten kunnen de man levend verslinden. De man is echter een vriend van een meerderheid van de beesten, en het consumeren van vrienden maakt slechte sier bij het miljoenenpubliek. De kooi blaft, maar durft niet te bijten.

De man in de stoel is met zijn gedachten constant bij zijn positie. Dat zijn vehikel wat doden en gewonden heeft gemaakt, is slechts het gemaakte verwijt van de beesten, ter bevrediging van het zelfgenoegzame publiek. De beesten moeten binnenkort zichzelf weer etaleren; de man kan vanaf dat moment genieten van een geslaagde kroon op zijn carrière, een paar jaar wachtgeld, gevolgd door wat onbeduidende, maar goed betaalde, functies en een welverdiend pensioen. Hij kijkt er nu al naar uit; maar eerst moet de kooi nog getemd worden.

De kudde beesten komt met moties. Er moet iets veranderen! Of, concreter: de kudde moet allesbehalve de indruk achterlaten haar tanden nooit te laten zien. Buiten het zicht van de miljoenen kwijlen en grijnzen de beesten, kopjes gevend terwijl de man in de stoel zoete woorden spreekt. Nu staan ze tegenover elkaar; het enige wat beide zijden willen, is een geloofwaardig spel. Verandering is geen issue; alleen lijfsbehoud telt – en de kooi is bereid veel daarvoor op te offeren.

Onder de beesten bevinden zich de vrienden, maar ook de vijanden van de man. De vijandige beesten zien niets liever dan de fouten van de man. Ze zien ook niets anders: niet naar de complexiteit van de machine, noch naar de onbeheersbare eigen wil van de onderdelen. Het enige wat zij zien, is de onkunde van de man, hoe kundig de man ook is. In een mix van machteloosheid en betweterigheid grijnzen deze beesten het hardst naar het publiek, en het publiek mort en huilt en schreeuwt mee, en de beesten grijnzen nog harder, want zij zouden voor de gratie van het publiek nog het hele land in de afgrond willen duwen.

De vijandige beesten vormen een onschuldige minderheid voor de man in de stoel. Voor de vriendelijke beesten is hij niet meer dan vervangbare arbeid, maar de kudde houdt niet van wisselen. Teveel wisselen ziet er onzeker uit, en onzekerheid wordt niet gewaardeerd door de grijze massa. Zouden de beesten wisselen? De kopstukken onder de beesten vertonen in een beroerd theaterstuk fermheid en barmhartigheid tegelijk. De vijanden zijn alleen maar boos en grijnzen vals. Het lijkt te gaan zoals het altijd gaat, maar er is geen logisch slotstuk op. De man is overgeleverd aan de grillen van beesten die een uitzonderlijke wispelturigheid vertonen.

Het is tijd voor de finale. Moties van wantrouwen. De vijanden stemmen pro forma voor de moties, de vrienden wijzen de moties resoluut af. Zoals afgesproken in de achterkamertjes. De grijze massa kan zich weer bezighouden met roddels, de auto van de buurman en het weer. De beesten kijken ijdel n de spiegel of hun tanden nog glanzen. De man in de stoel wacht geduldig tot zijn pensioen; nu nog anderhalf jaar, en in de tussentijd geen blootgelegde fouten meer.