Als ik dat had geweten

Van onze vaste gastcolumnist SCH:

Niet vaak trof de inhoud van een brief mij zo heftig als toen ik achttien was en op een dag in maart onvermoed om negen uur 's ochtends de post uit de bus haalde. "Uw beroep op de Wet Gewetensbezwaren Militaire Dienst is afgewezen. U wordt verzocht morgenochtend met onderstaand nummer te bellen om te vernemen waar u de dienstplicht gaat vervullen."

Met stomheid geslagen was niet op me van toepassing. Alhoewel ik alleen was op mijn studentenkamer heb ik bijna letterlijk het behang van de muren gevloekt. Noem het ontsteltenis, noem het wanhoop of gebruik een ander cliché, maar als mijn wereld wel eens is ingestort, dan hoort die vroege ochtend in 1985 er zeker bij. Waarom mocht ik pas morgenochtend bellen? Ik wilde nu actie ondernemen, in hoger beroep. Al wist ik dat dat niet kon. Deze uitspraak was definitief en onherroepelijk.

Het klinkt bijna fossiel maar het was nog in de tijd waarin jongens geacht werden de militaire dienst te vervullen. Je ging daarvoor naar een medische keuring en als die goed uitviel (of in mijn geval eigenlijk slecht) dan lag er geen strobreed meer in de weg 'om onder de wapenen te gaan'. Veel jongens hadden geluk. Ze werden uitgeloot of ze hadden oudere broers die al waren geweest of ze kwamen niet door de keuring om dat hun ene been twee centimeter langer was dan het andere.

Mijn vrienden, klasgenoten, broers en neven vielen vrijwel zonder uitzondering in één van die groep maar bij mij natuurlijk niets van dat al. Ik moest gewoon in militaire dienst, maar dat is voor mij nooit een optie geweest. Je zou kunnen spreken van een pacifistisch gen, ware het niet dat mijn vader een fanatiek voorstander was van het plaatsen van kruisraketten in Nederland. Het was de tijd van Woensdrecht, de grote vredesdemonstraties en "liever een raket in de tuin dan een rus in de keuken." We discussieerden er aan de etenstafel urenlang over en dat was een goede oefening. Want wie wilde dienstweigeren moest behoorlijk beslagen ten ijs komen, zeker voor een zeventienjarige. De procedure bestond uit het schrijven van een uitgebreide motivatie en een gesprek met een commissie. De brief was een eitje maar voor het gesprek was ik behoorlijk zenuwachtig. Het was op een kazerne in Deventer, wat ik al lichtelijk intimiderend vond. Vier volwassenen tegenover Jaap die moest duidelijk maken dat hij echt last had van zijn geweten. Dat blijft lastig, want maak maar eens duidelijk dat het gebruik van wapens en geweld botst met je diepste innerlijke gevoelens en overtuiging. Het werd, zoals zo vaak over dit onderwerp, een rationeel gesprek over vragen als: "wat zou je doen als je samen met je vriendin werd overvallen in een donkere steeg en zij werd bedreigd." Mijn homoseksualiteit was het volgende project dus dat liet ik maar even liggen en ik gaf keurig het antwoord dat iedere pacifist geeft op dit soort vragen.

In mijn ogen soms wat koddige en irrelevante vragen maar mijn vader stelde ze ook vaak dus had ik er wel een antwoord op. Maar ik was toch niet helemaal zeker over de afloop van het gesprek. Die psychologe vroeg wel erg door en wat zat die man met die snor nou steeds te glimlachen? Wat als ik wel in dienst moest. Het leek me in alles het ergste dat me kon overkomen en ik kon me er ook niks bij voorstellen.

Tot de ochtend van die brief dus. Na het vloeken zat ik een half uur wezenloos op de bank. Wat nu te doen? Onderduiken, mezelf van kant maken? Alle opties passeerden de revue, maar wat doen jonge homootjes in nood? Juist, die bellen hun moeder. In dit geval niet zo'n slimme actie want mijn moeder houdt veel van mij maar nog meer van haar man en samen hadden ze besloten dat dat dienstweigeren van mij een postpuberale oprisping was. Veel steun kreeg ik niet van haar. Ze deed wel alsof ze het vervelend voor me vond, maar ze drong er vooral op aan dat nummer maar meteen te bellen. Al stond erbij dat het pas vanaf morgen kon, waarom zou ik het niet alvast proberen?

Dus belde ik het nummer. "Goedemorgen, met de V&D in Deventer, waarmee kan ik u van dienst zijn?" Het duurde nog een paar minuten voordat het kwartje viel. Shit ja, morgen was het 1 april. Er stond ook niet echt een goed Defensie-logo op de brief, maar daar had ik in mijn blinde paniek niet op gelet. Mijn moeder wist er natuurlijk van.

Mijn broer glimt nog steeds van trots als hij aan deze grap wordt herinnerd. Maar ik lachte zelf nog het hardst. Van opluchting vooral. Zeker toen een week later de brief kwam waarin stond dat mijn gewetensbezwaren werden erkend.