Degradatie

Het was op een willekeurig sportcomplex, ergens eind mei. Ik weet eigenlijk niet meer hoe en waarom ik er belandde. Wellicht was het de wind die me er heen dreef, het geluid misschien. Want eenmaal binnen besefte ik dat ik niet op zomaar een terrein was aangekomen. Nee, hier stond iets op het spel. Lijfsbehoud. De thuisclub stond op het punt de laatste wedstrijd van het seizoen af te werken en stond slechts twee punten onder de bezoekers. Bij winst zou degradatie naar, zo bleek bij navraag, de vierde klasse zaterdag afgewend worden.

De fanatieke supporters hadden hun plaatsen ingenomen, terwijl ook de bezoekers de nodige aanhangers hadden. Een mooi voetbalmiddagje, was het vooruitzicht. Qua niveau moest ik er niets van verwachten, bleek uit de woorden van de mensen naast me. Zeker niet ik, die gewend was aan de top van de hoofdklasse. Het mocht de pret niet drukken, want er zat spanning op de wedstrijd en spanning kan zelfs van een wedstrijdje tussen stevige veteranen nog een mooi schouwspel maken.

De lucht was zwanger van verwachtingen, die middag. Van hoop misschien ook wel. Meer van hoop, eigenlijk, want als de thuisclub het hele seizoen al zo zwak speelde, zou het dan nu ineens wel gaan lukken? Behalve hoop was er ook vrees. Vrees voor de hobbels in het doelgebied, die ballen onbedoeld een vreemd effect mee kunnen geven. Na pakweg een kwartier leek dat ook het geval. Ik zag fans van de thuisclub letterlijk het voorportaal van de hel betreden, toen een zwakke schuiver van de bezoekende spits een stuiter meekreeg. Gelukkig, naast de goal.

Uit wat gesprekken merkte ik al dat degradatie hier extra hard aan zou komen, omdat de concurrent een paar dorpen verderop zat en er dus ook nog eens sprake was van een derby. Zo zag men het althans. Over het niveau bleek ook niets gelogen, want een fatsoenlijke aanval werd er niet op de mat gelegd. Het zou van het lot afhangen vanmiddag, zoveel was me al duidelijk. Dat lot bleek de thuisploeg goed gezind, want na iets meer dan een half uur spelen vloog er een bal van grote afstand het doel in. Een orkaan van geluid gleed over het veld, waar de spelers van gekkigheid niet wisten hoe ze de goal moesten vieren.

Met deze tussenstand werd de rust bereikt en langzaam zag en hoorde je hoe de mensen in een klein wonder gingen geloven. Zou het dan toch? Ondertussen kietelde de zon de hoofden van hen die de pas verworven hoop op lijfsbehoud omzetten in extatisch gebrul. Want zingen kon je het niet noemen. De gele rakkers gingen van hand tot hand en de sfeer deed bijna Engels aan. Zeker omdat de tegenpartij zich ook niet onberoerd liet.

Sommige dingen zijn echter al bepaald. De poging tot handhaving was gedoemd te mislukken en ondanks de voorsprong voelde je direct aan het begin van de tweede helft al dat het er niet in zou zitten. De keeper wilde het vonnis nog even uitstellen en verrichtte enkele miraculeuze reddingen, maar na pakweg twintig minuten moest ook hij het hoofd buigen voor een harde kopbal. Het feest verplaatste zich naar de overkant van het veld, terwijl een ijzige stilte bezit nam van de moe gezongen kelen van de thuisfans. Nog hooguit een krap half uur, blessuretijd meegerekend.

Dan weet je: nu moet er een wonder gebeuren. Zeker omdat de klok voortsnelde richting het einde. In een jongensboek zou er, met nu nog twee minuten te gaan, een penalty gegeven worden. Een mislukte voorzet zou eventueel binnen kunnen waaien. Dat laatste leek, gezien de kwaliteiten van de spelers, niet eens ondenkbaar. Maar nee, zelfs een poging een penalty mee te krijgen werd door de arbiter weggewuifd. Niet eens een gele kaart voor de moeite. Er ontstond zowel binnen als buiten de lijnen een soort berusting. Dit hoorde erbij, dit moest gebeuren. Het was een passend slot van een vreselijk seizoen. Zodat men in stilte het laatste fluitsignaal aanhoorde.

Stilte. Knarsetandende mannen die niet wilden huilen, kinderen en vrouwen die dit rolbevestigend wel mochten en deden. Bemoedigende armen om schouders en her en der toch een traag rollend straaltje vocht in een ooghoek. Ze gingen allemaal een beetje dood daar, die middag. Niet alleen de club was gedegradeerd, heel het dorp zakte een klasse. Ik voelde met ze mee, hoewel ik geen enkele band met de club had. Het was het resultaat van een meeslepende degradatiestrijd.

Niet alleen de mensen waren stil, ook de tijd leek stil te staan. Er gebeurde even helemaal niets. Weg was de liefde van de zon, wiens straling nu slechts nog een gesel was die in de betraande ogen prikte. Natuurlijk, ook dit hoort bij de sport. Zonder verlies kan je zelfs niet echt van een zege genieten, het is allemaal waar. Alleen dacht niemand er die middag zo over. Degraderen doet pijn. Het ergste is bovendien dat jouw club aankomend seizoen ook aan de beurt zou kunnen komen. Eerlijk waar, je moet er niet aan denken.