Ik was Makanaky

Mooie verrassingen op voetbalgebied blijven de liefhebber doorgaans geruime tijd bij. Sterker nog, ze kunnen de aanleiding vormen van een bepaalde voorkeur. Hoeveel mensen zijn geen fan van een club geworden na een gewonnen beker of titel? Of soms juist na een schitterende wedstrijd, die jammerlijk verloren werd. Mijn liefde voor Afrikaans voetbal ontstond inmiddels vijftien jaar geleden en ontstond ook door een verrassing.

Destijds werd in Italië het wereldkampioenschap gehouden. Ik was negen en volgde het voetbal sinds door Nederland gewonnen EK van 1988 op de voet. Ik nam alle informatie tot me, voor zover mogelijk. Op die manier wist ik dat Diego Maradona voor velen veruit de beste voetballer in de wereld was, zeker na zijn magistrale prestaties vier jaar eerder. Met zijn land Argentinië mocht hij als titelverdediger aantreden tegen Kameroen. Dit Afrikaanse land werd door niemand ook maar enige kans toegedicht. Zowel in de media als in mijn omgeving, zodat mijn klasgenootjes, vriendjes en ik er van overtuigd waren dat de Argentijnen dik zouden gaan winnen. Nulletje of vier, hoor ik de trainer op de club nog tegen een andere trainer zeggen. Van die gesprekken tussen kenners waar je als negenjarige stiekem naar luisterde en kennis uit probeerde te vergaren.

Groot was dan ook mijn verbazing toen na negentig minuten voetbal de eerste sensatie van het WK 1990 een feit was. Ik zal niet de enige zijn geweest die verrast werd door de kopbal van François Omam-Biyik, die winstgevend bleek. Het verhaal mag bekend zijn, Kameroen bleef stunten dat toernooi en werd pas in de kwartfinale gestuit door Engeland. De Afrikanen hadden toen meer verdiend, maar zorgden wel voor de beste prestatie van een Afrikaans land ooit. Roger Milla, die makkelijk de vader van mijn vriendjes en mij had kunnen zijn, werd beroemd met zijn dansje na een doelpunt en ook de andere spelers van Kameroen schopten het tot de trapveldjes waar jongetjes partijen speelden en "een voetballer waren". Sommigen bleven volharden in grote namen en waren Van Basten, Gullit, Maradona, Lineker of Schillaci. Anderen gingen mee met de verering van de ontembare leeuwen en werden Milla, Omam-Biyik of M'Bouh-M'Bouh. Ik was Makanaky.

Cyrille Makanaky, een middenvelder die destijds actief was voor Kameroen. Lang niet de opvallendste speler, maar voor mij wel de meest aansprekende. Ik vond Makanaky geweldig, hij was snel en vaardig en had bovendien een bijzonder kapsel. Desondanks was het meest fascinerende voor mij zijn naam. Die combinatie van klanken, het exotische ervan. Bij mij op het dorp kwam je er geen tegen. Kon ook niet, wie heet er nu ook Klaas Makanaky, om maar wat te noemen.



Zo werd Makanaky een jeugdheld voor me, die overigens nooit meer iets bijzonders presteerde. Bij nader inzien zal hij niet eens zo goed zijn geweest, maar dat geeft niet. Hij dreef me richting Afrikaans voetbal, dat ik sindsdien extra goed volgde. Zo was ik niet verrast toen Nigeria in 1994 een goed team bleek te hebben, zo wist ik waarom het voor topspeler George Weah als Liberiaan vrijwel onmogelijk werd een WK te halen. De toernooien om de Afrika Cup volgde ik, evenals de verrichtingen van Afrikaanse spelers in Europa. Nutteloze kennis, die soms in voetbalquizjes van pas kan komen. Als je echt wilt winnen, vraag je naar de naam van de Gabonese steraanvaller van FC Nantes in hun kampioensjaar. Weinig mensen zullen met Japhet N'Doram op de proppen komen.

De combinatie van het onbekende, het avontuurlijke, het atletisch vermogen, de technische kwaliteiten en de bijkomende verhalen van straatarme jongens die dankzij het voetbal hun hele familie onderhouden; deze is me altijd blijven boeien. Ik hoop nog steeds op een Afrikaanse wereldkampioen, al zal het feit dat we in Europa tactisch altijd net wat slimmer zijn een grote drempel blijven. Toch blijf ik hopen en denk ik dat het kan.

In 2002 bijvoorbeeld, toen Senegal eigenlijk een kopie van Kameroen was. Ook zij begonnen tegen de titelverdediger en torenhoge favoriet, Frankrijk. Niemand gaf een cent voor Senegal, zelfs ik niet. Hoe anders liep het. Op de trapveldjes waren kinderen ineens ook El Hadji Diouf of Papé Bouba Diop. Tot Turkije in de kwartfinale de droom verstoorde en we dus hoogstens volgend jaar in Duitsland een Afrikaanse wereldkampioen kunnen krijgen. In 2010 in Zuid-Afrika, twintig jaar nadat mijn liefde voor Afrikaans voetbal ontstond, zou ik nog mooier vinden. Al is het maar om weer even weg te dromen en te denken aan de tijd van toen. Urenlange partijtjes na schooltijd, ondertussen pratend over het WK. En ik was Makanaky.