Aan flarden

De honden blaffen als hij ze passeert. Altijd en overal. Ze hebben het op hem gemunt. Ze ruiken onraad en dat onraad is hij. Want hij mag niet bestaan. Hij is een afwijking, hij past niet in het stelsel, hij is een randverschijnsel, een borderliner die grenzeloos leeft, die niet wil inzien dat er wetten en voorschriften en verplichtingen zijn die moeten worden geëerbiedigd. Die niet aan het werk wil omdat het hem na een uur teveel is. Te ingewikkeld. Te absurd. Zijn gevoel voor vrijheid overwint altijd. Niets is er tegen bestand, zelfs zijn leven niet. Het is verwoestend werk om die vrijheid in te tomen, dat vuur dat tegen alles protesteert maar tegelijk het enige is wat hem verwarmt, in beweging zet.

Men zegt nu dat hij voor zichzelf moet zorgen. Dat hij het niet kan, is van ondergeschikt belang geworden. Ineens wordt hij aangesproken op zelfredzaamheid die hij nooit heeft gehad. Omdat hij zichzelf ergens in zijn leven is kwijtgeraakt, twintig jaar geleden, of eerder al, als kind. Toen is er iets in hem gebroken dat niet meer kon worden geheeld. Toen ervaarde hij anders te zijn, geen plezier te hebben in dingen waar zijn vriendjes in opgingen. Toen stond hij al alleen en keek hij alles met verbazing aan. Een verbazing die niemand begreep, niemand zag, niemand verontrustte en die hem meer en meer vervreemdde van anderen. Dan wist hij dat hij gek werd. Dan voelde hij zich een heilige die dingen zag en beleefde die anderen niet konden waarnemen. Maar de honden bleven blaffen als hij ze passeerde, die beesten missen ieder respect.

Men zegt dat hij moet reïntegreren en zich moet heroriënteren op werk. Alsof het leven voor hem tekortschiet, alsof er iets moet worden toegevoegd aan de strijd die het voor hem al is om te bestaan. Reïntegreren met wie of met wat? Heroriënteren waarnaartoe? Betekent het dat er een doel moet zijn waarop hij zich richten kan? Maar dat is er niet. In hem wijst alles naar binnen, er is geen uitweg. Alles wat hij doet staat in het teken van de wond die in hem is geslagen en waaruit het onophoudelijk bloedt. Hoe kan hij genezen door het doel buiten zichzelf te plaatsen, door elke dag op weg te gaan naar iets dat hem zou kunnen bevredigen, dat hem zin en plezier in het bestaan zou geven? Hij weet al dat het er niet is, wat ze hem ook zeggen. Zij weten niet waar ze over spreken, zij begrijpen hem niet en geven hem zelf de schuld ervan.

Waardoor het kwam dat hij ons opzocht weet ik niet. Misschien was het toch het initiatief dat we begonnen waren om mensen in de buurt te bereiken die door niets en niemand anders werden bereikt, of alleen maar op een wijze die belastend was. Het buurthuis dreigde door bezuinigingen te worden opgeheven en daarom werd het idee ook uit nood geboren. Stichtingen en fondsen werden aangeschreven en bedrijven en organisaties in de stad. Door te appelleren op maatschappelijke verantwoordelijkheid kregen we enige financiële steun en konden we van start gaan met ons project, geïsoleerde mensen een plaats te bieden om bij te praten en te ondersteunen bij problemen. Zonder enige drempel een inloop voor de buurt te maken. Tijd en aandacht te schenken aan iedereen zonder voorwaarden en zonder blik op de klok. Ofwel het maatschappelijke werk te doen dat elders in de samenleving werd verwaarloosd.

Dat hij langskwam was voor ons al een overwinning op zich. En voor hem ook. De eerste keer dronk hij twee koppen koffie in hoog tempo achter elkaar op en vertrok hij weer snel, maar later bleef hij langer en vertelde hij ons steeds meer van zijn leven, zijn isolement, zijn angsten maar ook zijn hoopvolle verwachtingen. Hij zag het eventueel wel zitten om actief te worden in het buurthuis, mee te helpen met het werk in de tuin of anderen te leren fietsen. Deze verwachtingen werden voor hem echter weggevaagd toen hij ons de formulieren liet zien waarin hij werd opgeroepen voor een heronderzoek van de gemeente naar zijn bijstandsuitkering en waarin hem de hemd van het lijf werd gevraagd. Ik was intussen zeer met hem begaan en heb nog samen met hem alles zo goed als het ging ingevuld in de hoop dat de gemeente coulant met hem zou omgaan.

In de weken die hierop volgden zag ik hem niet meer in het buurthuis. Ik ben daarna een keer op zijn adres geweest in een kleine huurwoning, maar hij deed niet open. Later vernam ik dat hij een acute inzinking had gekregen en dood aangetroffen werd in het bos na een overdosis slaapmiddelen en alcohol tot zich genomen te hebben. De gemeente had hem vlak daarvoor een strafmaatregel opgelegd vanwege een gebrek aan medewerking bij het reïntegratietraject dat voor hem was uitgestippeld; hij zou als productiemedewerker aan de slag kunnen. Toen hij dit weigerde, werd zijn uitkering stopgezet en omdat hij niet met financiële schuld leven kon, besloot hij tot zelfmoord.