2105

'Dit mag nooit meer gebeuren,' weerklinkt een vertrouwde stem vanuit de beeldwand. De spreker staat achter vijf ringen met de kleuren en de vorm van de continenten. Beelden schieten voorbij van de laatste continentale oorlog. Verminkte mensen slaan hun handen voor de ogen, hun geschrei breekt harten over de hele wereld. 'Stem daarom voor één Federatie der Continenten.'

De oude man zit onderuit gezakt in zijn stoel. De kleine verzorgingsrobot geeft hem wat water. Zijn gedachten gaan terug naar 100 jaar geleden. Het laatste wat hij toen had gedacht is dat hij dit ooit nog zou meemaken, maar de technologie maakte de mensen ouder en ouder. De grens was ver opgerekt en de 120 werd nu makkelijk gehaald. Honderd jaar geleden vroegen ze hem hetzelfde. Stem voor Europa hadden ze toen gezegd, ook toen werd veelvuldig gewezen op leed in het verleden. Hij had voor gestemd. Hij wilde graag vrede.

Het was waar. Europa kende hoogtijdagen. In de jaren na de invoering van de grondwet voelde hij zich steeds meer Europeaan dan Nederlander. Net zo lang totdat na een jaartje of twintig, misschien dertig (zijn geheugen liet hem wat in de steek), Nederland eigenlijk niet meer bestond. De Eerste kamer was al vrij snel opgeheven, de Tweede Kamer gedegradeerd en verkleind. De regels kwamen nu uit Brussel.

Maar in 2052 was het raak. De Verenigde Continenten, die in het leven was geroepen nadat de meeste landen waren opgegaan in hun continent, kwamen er niet meer uit. De vergadering eindigde in chaos en Afrika en Zuid-Amerika stonden op tegen Europa en Amerika. God zij dank waren er geen nucleaire wapens ingezet, maar na twee jaar oorlog stond de dodenteller op 1 miljard mensen.

Een slok water natte zijn keel. Hij smaalde. Ze hadden het niet voorzien. Niet alleen kleine machten voerden strijd. Ook grootmachten konden oorlog voeren en met een wereld die te klein was voor ons allemaal kon een strijd tussen Noord en Zuid niet uitblijven, de strijd om de grondstoffen. Oorlog was van alle tijden en alle werelden, dacht hij bij zichzelf. Of je nu klein bent, of groot. Misschien was het maar beter kleine landen te hebben in plaats van grote continenten. Want toen het bij de continenten fout ging, ging het ook goed fout.

En nu vroeg men om één wereld. Eén wereld. Wat moest je daarmee? Natuurlijk zeiden de voorstanders dat oorlog niet meer mogelijk was, als iedereen bij één wereld hoorde. Maar was dat mogelijk? Eén wereld die eerlijk met elkaar omging. Hij geloofde het niet, de geschiedenis waarnaar men verwees leerde hem vooral dat de mens oorlog niet kon voorkomen, hoe men ook georganiseerd was. Elke keer weer uitte het zich in andere vormen, maar voorkomen kon met het niet. Of het nu over religie, grondstoffen of wat dan ook ging.

Nu al werd er geprotesteerd voor meer vrijheid. Velen wilden weg van de eenheidsworst die de wereld was geworden. Binnen een uur was men aan de andere kant van de wereld om te winkelen in één van de grotere mega-shopping centra. Met allemaal dezelfde winkels, allemaal dezelfde uitstraling, allemaal dezelfde producten. Nu alles de wereld was, en de wereld alles, was er nog maar plaats voor super-bedrijven. Niets was meer klein, niets was meer uniek. Geen afstand, geen schaarste, geen mogelijkheid om uit het systeem te stappen. Er was geen oorlog, maar de Internationale Politie was er des te sneller bij om iedereen die een kleine misstap maakte hard te straffen. Geen rare dingen doen, voor vrede je uniekheid inleveren.

God zij dank was daar nu de kolonisatie van de maan. Het had de mens ademruimte gegeven. Men kon weer vluchten, pionieren, nieuwe dingen proberen, uitvinden, nieuwsgierig zijn. Al die dingen die op aarde niet meer konden omdat alles zo veel te veel op elkaar leek. Daar was het prachtig. Iedereen was gelijkgestemd. Een nieuw te bouwen beschaving op verlichte principes, het kroonwerk op de aarde. Hij keek naar de maan door het glazen dak. Structuren van kolonisatie waren in de heldere nacht duidelijk zichtbaar. Hij mompelde: 'Ik geef ze nog twintig jaar.'