Word leraar zeiden ze (6)

De herfst ging langzaam en aarzelend over in de winter. Marieke en ik deden dolverliefde dingetjes die je wel kent uit Hollywoodfilms, door de regen wandelen in het Vondelpark en zo. Gestolen uurtjes met waxinelichtjes en koffie met koek. Haar schoonmoeder stierf niet en ik verzoende mij met de gedachte dat het fortuin van deze vrouw pas nadat ik getroffen zou zijn door de ziekte van Alzheimer grotendeels mijn kant op zou komen. Als ik dan tenminste nog niet te dement zou zijn om in de trouwzaal op het juiste moment 'ja' te rochelen.

Op de pabo en de stageschool gingen de dingen hun gangetje. Tot ik vandaag beslag wist te leggen op de scoringslijst voor assessoren Montessori tenminste. Nu is mijn achting voor geslaagde bevoegde en afgestudeerde meesters en juffen evenveel gestegen als mijn ego is gekrompen. Wat je allemaal moet kúnnen, na afloop van twee jaar in deeltijd studeren! Wees zo goed en lees even mee. Bij punt 1, maatschappelijke betrokkenheid, gaat het al goed fout. 'Is in staat leerlingen na te laten denken en standpunten te laten verwoorden over actuele maatschappelijke ontwikkelingen.' Pfoei. Ik weet niet hoe ze het doen, die bevoegden, maar het lijkt mij een hels karwei. Laatst nog kwam ik tussenbeide bij een flagrant staaltje zinloos geweld. De ene leerling achtervolgde de andere tot in het klaslokaal, dreef hem in een hoek, gaf een paar beuken, gooide met een stoel en trok het laatje van het slachtoffer uit diens tafel. Pas toen kwam ik ter plekke. Terwijl ik de vechtjassen scheidde, flitste de hele discussie over het zo-zo-zo beleid (geformuleerd in '99, al zes jaar houdt dit beleid stand) door mijn hoofd. Ingrijpen bij jeugdige delinquentjes moet zo vroeg mogelijk gebeuren, zo kort mogelijk duren, en zo dicht mogelijk bij huis plaatsvinden. Dus dat we niet meteen een Glen Mill plekje reserveren voor een kind dat stiekem rookt achter de kastanjeboom op het schoolplein. Tegelijk moeten we niet wachten tot kinderen, zoals te lezen staat in de Volkskrant van afgelopen zaterdag, de videotheek onderpoepen, volwassen vrouwen aanranden en politiemannen met de dood bedreigen. Dat zo-zo-zo beleid, wat zouden de twee vechtersbaasjes Yanos en Karim daarvan vinden, zo schoot mij door het hoofd, en vooral, hoe gaan ze straks hun standpunten daarover verwoorden? Vinden ze het maar zozo, of juist zó, dat beleid?

Onder het puntje Culturele betrokkenheid staat subpuntje 3, en ook daar ga ik vreselijk nat. 'Bezoekt of neemt deel aan kunst met aandacht voor educatieve mogelijkheden.' Ik erken in alle deemoed, dat het lang geleden is dat ik kunst met aandacht voor educatieve mogelijkheden heb bezocht. Laat staan dat ik gevraagd werd deel te nemen. Heel eerlijk gezegd, ik weet niet eens hoe kunst met aandacht voor educatieve mogelijkheden eruit ziet! Is dat een echte Karel Appel misschien, maar dan neergekwast in schoolbordverf, met lijntjes en hulplijntjes opdat de kinderen er een nette 'a' op kunnen leren schrijven? Of moet ik denken aan een bijeenkomst van oudere dames, die om beurten passages van de Ulysses voordragen, opdat belangstellende derdegroepers vast kunnen wennen aan de klank van het Engels? Ik weet niet hoor, ik gok maar wat.

Punt 3 van het reflecterend vermogen is ook een harde noot hoor. 'Kan een pop opstellen, een persoonlijk ontwikkelingsplan.' Nee! Kan ik niet! Ik bivakkeer al jaren en jaren op eenzelfde niveau van ontwikkeling, en dankzij het scoringsformulier voor assessoren weet ik dat dit niveau het best te vergelijken is met het niveau van een doofstomme muilezel in een geblindeerde keet. Een persoonlijk ontwikkelingsplan opstellen is echt een paar treedjes te hoog voor mij hoor. Ik stel nog liever een plan op voor de ontwikkeling van de Sahel, of desnoods voor de ontwikkeling van een multifunctioneel stadion met schuifdak. Dat wil ik best hoogstersoonlijk op mij nemen. Maar een persoonlijke pop is mij teveel!

Ook mijn Communicatieve vaardigheden zijn onder de maat. Puntje 2, 'Is bekend met verschillende communicatiemiddelen, zoals woord, beeld, schrift, geluid en gebaar.' Godsammenikkeltje, zijn dat állemaal communicatiemiddelen? Als ik die maar in mijn hoofd gestampt krijg, voor het assessment. En bij Functioneren in een organisatie gaat het mis bij puntje 4, 'Neemt verantwoording voor het eigen functioneren binnen de reglementen en regels van de eigen onderwijsorganisatie.' Eerst maar eens het verschil tussen reglementen en regels opzoeken, dan uitvogelen hoe je daarbinnen kunt functioneren, en of ik misschien niet teveel ernaar neig om erbuiten te functioneren, maar als eenmaal is vastgesteld dat ik erbinnen functioneer, dan uitzoeken hoe of dat ik er verantwoording voor kan nemen. Afleggen. Weet ik veel.
Ook bij coaching en interactie gaat het mis. 'Past (enkele) strategieën toe die zelfverantwoordelijkheid van kinderen voor het proces en product bevorderen, toe.' Help! Welk proces? Welk product? Wat, waar? Keine blasse Ahnung! En met één strategie ben ik er nog niet, men eist enkele strategieën, tussen twee en zes strategieën vermoed ik dat ze willen zien...
Door! Veilig werkklimaat in de groep, 'Kan een veilig pedagogisch klimaat scheppen waarin uitdaging, vertrouwen en veiligheid gerealiseerd worden', aiaiai, een veilig klimaat waarin veiligheid gerealiseerd wordt, en dat moet ik scheppen? Maar waar te beginnen? Bij veiligheid, of toch maar bij veiligheid? Moeilijk, moeilijk.

Mijn ego is voorgoed geknakt. Ik zie een assessor de klas binnenkomen, ze mept de achterkant van haar hand een paar keer venijning tegen de scoringslijst, likt aan de punt van haar harde potlood, en gaat zitten. Kaarsrecht. Klaar voor de scoring. Destructief kritisch... Intussen loop ik communicatiemiddelen toe te passen in uiteenlopende situaties. Dat het een aard heeft. Ik voel hoe een koude zweetdruppel zich losmaakt van mijn oksel, en zich met een verrassend vaartje langs mijn ribben en lendenen richting broekriem beweegt. Ik word mij, 'met behulp van anderen bewust van mijn zwakke kanten' (als omschreven in subpunt 1 van Reflecterend vermogen). Ik pas volslagen in paniek enkele strategieën toe die zelfverantwoordelijkheid van kinderen voor proces en product bevorderen, maar ik voel: de assessor schudt voor zichzelf van nee. Ze maakt een aantekening in haar scoringslijst, met haar harde potlood, dat zie ik met de ogen in mijn rug. Ik verlang hevig naar een veilig klimaat waarin veiligheid gerealiseerd wordt, zoals de smerige lakens van mijn bedje en de welkome schoot van mijn collega-stagiaire die hier maar een paar lokalen verderop haar bevallige best staat te doen...

Wat voelde ik mij een heel heertje, in de veilige waan van een opleiding met zelfbeoordeling, maar wat ben ik in feite gewoon een enorme loser, een mislukkeling, niet voorbestemd voor het onderwijs, laat staan voor 'onderwijs binnen het montessoriconcept in relatie tot een schoolconcept' (Werken vanuit een visie, subpunt 1).

Het erge is dat bovendien de professionele competentie 'samenwerken met Henk als Henk binnen het team' echt door de vloer van elke professionaliteit is gezakt. Of hij nu doorheeft of niet dat ik het met zijn vrouw doe, hij lijkt behoorlijk de pik op me te hebben. Als stagiair sta ik uiteraard lager op de apenrots, maar als mens ben ik natuurlijk verre superieur. Een vuile oorlog van kleine geniepigheden kleurt ons contact.

Het is mij opgevallen dat in de kleine pauze, zo even na tienen, als de juffen vanaf een houten bank-tafelcomplex toekijken hoe de kinderen elkaar uitmoorden, Henk altijd opstaat en quasi zonder haast naar binnen wandelt. Ik weet dat zijn nonchalance gespeeld is, hij moet, hij moet nodig, hij heeft de punt al in de broek staan. Hoe hij zich dan onveranderlijk een kwartiertje opsluit op het toilet; hetzelfde toilet waar tussen twee haakjes diezelfde ochtend nog de liefde is bedreven door zijn vrouw, maar niet met hem. Maar wel met mij.

Ik heb mij erin bekwaamd om zonder dat Henk het merkt eerder bij dat toilet te zijn door hem bijvoorbeeld voorbij te schieten als hij even een leerling tot de orde roept die op dat moment het hoofd van een andere leerling op de stoeptegels aan het bonken is. In het toilet haal ik nu eens de toiletrol weg, zodat hij iets met zijn vieze billen zal moeten als hij klaar is, maar wat? Of ik trek door en draai het kraantje dicht, zodat hij zijn productie niet kan wegspoelen - althans, niet zo spoedig als ongetwijfeld beter voor hem is. Ook sloot ik mezelf er eens een kwartier op met een studieboek en een Hustler, terwijl ik me Henk voor de geest haalde die ik steeds zenuwachtiger over de gang hoorde dribbelen, omdat zijn endeldarm zich steeds nadrukkelijker vulde.

Ik heb nog veel meer in petto, zo denk ik aan het impregneren van het vochtig toiletpapier met afbijtmiddel. Ook tref ik voorbereidingen voor het ophangen van een kleine webcam, met een directe verbinding met de site van de school. Gelukkig ben ik nogal handig met computers, 'is in staat zich te oriënteren op technologische vooruitgang in de informatie- en computertechnologie', zou ik bijna zeggen.

Henks wraak is eigenlijk te armetierig voor woorden, hij pakt bijvoorbeeld een appel van de fruitschaal in de koffiekamer terwijl ik daar juist zin in had, of hij neemt het woord als ik net wilde gaan spreken. Maar deze slappe pogingen tot lage listen zijn wel functioneel: denkend aan zo’n geniepige daad kom ik als vanzelf op nieuwe wc-trucs. Serves him right! Ik denk dat ik mijzelf een negen plus ga geven voor 'inventiviteit in het verpesten van de stoelgang van teamgenoten binnen en buiten de reglementen en regels'.

Je had vast al geraden dat ik rood haar heb. Roodharigen zijn perfecte pestkoppen. We hebben een gen dat van de Neanderthalers helemaal zijn weg heeft gevonden naar het hier en nu, en op dat gen zitten drie belangrijke eigenschappen: kunnen pesten, zo telepathisch zijn als de vliegende vinken en rood haar hebben. Alle plaatjes waarop Neanderthalers met gevaarlijke knuppels worden afgebeeld hadden dus nog vervaarlijker kunnen uitpakken als de Neanderthaler rood haar was gegeven. Een gewone Neanderthaler, daar ga je al een blokje voor om, maar als je een roodharige Neanderthaler tegenkomt, dan wilde je dat je kon vliegen. Want die mept met zijn knuppel niet alleen je hoofd tot moes, hij pest je tussendoor ook nog psychisch kapot.
Ik vertel dit vanwege de directe link met de kleine vuile oorlog tegen stomme Henk met zijn rijke moeder, waarvan ik de afloop nog even niet verklap.

Ik haat Henk. Maar de kinderen op school zijn dol op hem. Terwijl ze mij, nu ik mijn stagedagen zonder Francine slijt omdat haar duo nog steeds burnout is, hoogstens vrezen. Sinds mijn eerste stagedag heb ik me rap ontwikkeld tot een didactisch model dat gebaseerd is op ijzeren tucht. Natuurlijk, zolang de ouders nog in zicht zijn is het een en al oh-wat-heb-jij-een-mooi-K3-broodtrommeltje, en ach-Jermaine-schatje-toch, wat-doe-je-nou-toch-weer-met-dat-mooie-mes-van-je-in-Jemaro’s-oor. Maar nog niet sluit de deur zich achter de gewichtige bips van de laatste moeder, of ik tap uit een geheel ander vaatje. Gaandeweg zijn de kinderen die eerst nog een nietmachine van mijn bureau jatten en daarmee het haar van hun buurmeisje aan de tafeltjes vasthechtten, die zand gooiden in mijn haar en “hè” zeiden in plaats van “Wat zegt U”, gaandeweg zijn ze veranderd in Shirley Temples in de rol van Annie uit de gelijknamige musical.

Met kerstmis gaat Marieke drie dagen naar haar nicht in Zeeland. Dat die nicht er niet is komt mij wel goed uit, maar ik hoop niet dat Marieke dit stukje info gaat delen met die enge man van haar. Want heel toevallig ligt er nog een blikje Zeeuwse babbelaars op me te wachten en heb ik een flinke partij Zeeuws spek nodig en wil ik met de kinderen een project gaan doen over de Zeeuwse Deltawerken. Bovendien schijnt Zeeuwse margarine een stuk voordeliger te zijn.

Destination Zeeland derhalve!