Koppen dicht! En in het zand.

En elk jaar weer barst de discussie los over ‘wat heeft vier en vijf mei nog voor de jeugd van tegenwoordig te betekenen’. Nou ja, losbarsten is wellicht wat overdreven maar je vindt het wel elk jaar terug in de kranten of je hoort het in discussieprogramma’s op de radio en tv. Het zou allemaal wat frisser mogen, zo vinden de deskundigen. Dat zijn meestal mannen op leeftijd met ringbaardjes en een onnatuurlijke interesse voor koffie. Buurthuis fanaten, jongerenwerk fetisjisten, afin mensen die middels vergaderingen, projecten en stappenplannen de jeugd nog steeds educatie wil bieden op allerlei maatschappelijke gebieden. Ze zitten in comités zoals ‘opdat wij niet vergeten’ en organiseren tripjes naar het Nationaal Oorlogsmuseum of Westerbork. Op vijf mei vieren ze in hun stad de bevrijding middels een heus bevrijdingsfestival met een multiculturele markt. Om maar even aan te tonen dat het vet cool is om met elkaar in harmonie te leven. Kennis maken met andere culturen is hip! Vooral voor oud-medewerkers van de Wereldwinkel. Elk jaar weer een gezellig weerzien van koffietutten en anti-kernwapenstrijders. Zonder medailles overigens, dat moet gezegd worden.

Klink ik cynisch? Pardon.
Natuurlijk is het goed dat dit soort activiteiten worden georganiseerd. En ik krijg kromme tenen als een azijnpisser begint te blaten ‘dat het nu maar eens afgelopen moet zijn omdat het al zo lang geleden is’. Maar de insteek en de manier waarop dit soort dagen gevierd worden vind ik alleen op z’n minst afgrijselijk. Vooral als straks die tanks met Canadezen door de straten denderen. Als ik weer zie dat kinderen van de kleuterschool door de juf en meester worden meegetrokken door de menigte om vooral die seniele koppen te kunnen zien en hysterisch bij te roepen ‘kijk jongens, dankzij hen mogen jullie zeggen en denken wat jullie willen’. ‘Aziz heeft vlooien’, roept een jongentje daarop iets te enthousiast.

‘Nederland heeft tekort aan eigentrots en mist een gezonde vorm van nationalisme’, hoor je de laatste tijd veel. En ik ben het daar mee eens. Nederland is altijd een landje geweest dat nogal bescheiden naar buiten trad. Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg. Met alle gevolgen van dien. De geschiedenislessen op school zijn werkelijk om te janken. De Tweede Wereldoorlog wordt elk schooljaar weer breed uitgemeten maar Anton Mussert blijft spreekwoordelijk buiten schot. En och och, wat zijn wij toch geniaal met water. Maar over Piet Hein de Ruijter en zijn avonturen over zee wordt maar geheimzinnig gedaan. Er wordt gepleit voor een Nationaal Historisch Museum en dat vind ik fantastisch. Maar zetten we de traditie van geschiedvervalsing voort in datzelfde museum? Of krijgt de volgende generatie tijdens hun schoolreistripjes dan eindelijk eens te horen wat voor rotzakken er ook in Nederland hebben geleefd tijdens 40-45? Komt er dan eindelijk in de geschiedenisboeken te staan dat er premiejagers waren in Nederland? Mensen die op Jodenjacht gingen in ruil voor geld? En wanneer komt dan de nuance, vraag ik me af. De nuance tussen ‘goed en fout’.

Het is nu zestig jaar geleden. En nog steeds ligt het onderwerp ontzettend gevoelig. Nog steeds wordt nog lang niet alles besproken. Zaken worden weggemoffeld (wellicht een verkeerde woordkeuze in deze) of ‘vergeten’. Meer gezond nationalisme oké, maar wel met dien verstande dat ook de duistere kanten van dit land aan bod moeten komen. We zijn tenslotte ook maar mensen. Bovendien siert ons dat weer aangezien we toch zo’n bescheiden volk zijn?

Straks om acht uur houden we onze kop even dicht. Waar jij dan aan denkt moet jezelf weten. Misschien wel aan een uitgestelde rekening die nu echt betaald moet worden. Twee minuten stilte is een verplichting geworden. Een westerse uiting van rouw. Er is geen vuur, geen debat en vooral geen kritische noot.

Ik denk die twee minuten in elk geval aan al die kinderen van NSB ouders.