Hel

De hel is een lange rij in de supermarkt, waar niemand zijn groente heeft afgewogen.
En dan heb ik de pech dat ik bij de drukste supermarkt van Amsterdam loop, die ook nog eens een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefent op Aziatische toeristen. Als het regent zijn we standaard de lul, dan braken dozijnen dubbeldekbussen hun kwetterende inhoud minimensen uit die zich als mieren door de paden verspreiden. De tactiek is altijd gelijk: eentje gaat vast in de rij staan met één miezerige peer, de rest verzamelt zoveel mogelijk chocola en op het allerallerlaatste moment blijken ze opeens alle achtennegentig bij die ene met die peer te horen. Drie keer raden of hij die peer heeft afgewogen.


Die tactiek wordt trouwens ook steeds vaker gebruikt door niet-Aziatische niet-toeristen die dus donders goed weten Dat Dat Niet Hoort En Dat Het Asociaal Is En Dat Er Tweehonderd Jaar Vagevuur Op Staat. Maar omdat dat vagevuur nog zo lang duurt, kun je in Amsterdam alvast een voorproefje krijgen van assertieve winkelgenoten.

Het is vrijdagmiddag, vijf uur. De rij staat tot achterin bij de groenten. Een moeder parkeert haar kind met een mandje waar slechts een brood en een fles wijn in zit in de rij. 'wacht jij maar hier, dan haal ik de rest'. En weg is ze. Het jongetje probeert onzichtbaar te zijn, maar als dat niet blijkt te lukken kijkt hij verontschuldigend naar zijn buren: een klein opgewonden standje in legerkleding met een paardestaart en zijn lange dunne bleke metgezel. De kleine is duidelijk diep verontwaardigd, maar besluit zijn grieven over het voordringen op te schorten tot de moeder terug is. Zodra die armen vol spullen leegt in het mandje en opgewekt zegt 'fijn, we zijn al bijna aan de beurt' gaat hij los.

'Ha, het wordt steeds mooier', roept hij op luide conversatietoon naar zijn mede-winkelaar. 'Zetten ze dat kind in de rij met een pot pindakaas, en gaan ze zelf lekker boodschappen doen!' De moeder werpt wat giftige blikken, maar die negeert hij vrolijk. De lange wordt er wel een beetje verlegen van. 'Het màg wel...' zegt hij vaag. 'Nee hoor, van mij niet. Ik laat ze er niet tussen, ik vertik het!' zegt de kleine opgewekt. De moeder krimpt wat in elkaar. Ze heeft het nadrukkelijke staren opgegeven en probeert nu uit te stralen dat ze niets hoort van het gesprek achter haar. Maar als haar zoontje niet snel genoeg meeloopt bij het opschuiven in de rij krijgt hij een ferme tik. Die was natuurlijk eigenlijk bedoeld voor de kleine met de staart. 'Desnoods vertik ik het met geweld' spreekt die geïnspireerd, maar als hem dat op wat boze blikken uit de andere rijen komt te staan voegt hij er haastig aan toe 'alleen als ze groter zijn dan ik hoor. Zo’n kind geef ik natuurlijk geen tik.' Met het hoofd tussen de schouders smijt de moeder haar boodschappen in de plastic tas en sleurt zonder op het bonnetje te wachten, het kind mee aan zijn capuchonnetje. Vanavond geen Sesamstraat. En dat alleen maar omdat mamma vandaag heeft geleerd dat je in Amsterdam niet straffeloos voor kan dringen. Een kinderleven is soms zo oneerlijk.