Provo's vs. Nintendo's (1)
Ik werd links opgevoed in de jaren tachtig. Ik kan niet zeggen dat het me opgedrongen werd maar als kind word je nu eenmaal geprogrammeerd. Je ouders zijn een belangrijke factor als het om politieke vorming gaat. Je gaat met ze mee of je zet je er tegen af. Aangezien ik een erg goede band met mijn ouders had, ging ik vaak mee in hun meningen over allerhande politieke zaken. Hiermee wil ik niet de indruk wekken dat ik al vroeg politiek bewust was. Maar als het om kleine normen- en waarden zaken ging, dan was ik het vaak eens met mijn ouders. Eerlijk alles delen, iedereen is gelijk en je kon beter over problemen praten dan vechten.
Thuis was vooral mijn vader de moraalridder. Maar niet op een dwingende manier. Het voelde echter niet prettig als ik iets geflikt had wat niet in het normen en waarden stelsel paste van mijn ouders. Op school schepte ik vaak op over mijn vader. Hij had meegelopen in een demonstratie tegen kernwapens. Dat was nogal wat, een radicale vader op de barricade. Vooral tijdens de maatschappij- en geschiedenislessen kwamen deze verhalen goed van pas. Ik besloot zelf ook later tegen van alles en nog wat te protesteren en ook ik zou een vuist maken tegen het onrecht in de wereld.
De jaren tachtig kropen voorbij. Mijn wereld was klein en rustig en het enige waar ik me eigenlijk echt druk over maakte waren pietluttige zaken als, krijg ik zakgeldverhoging en hoe krijg ik in godsnaam contact met dat ene mooie meisje van drie klassen hoger. Maar naarmate je ouder wordt, krijg je ook het gevoel dat er zich meer in de wereld afspeelt. Hoogste tijd om de puber uit te hangen en je af te zetten tegen alles wat je vader en moeder vinden. Helaas lag dat bij mij net iets anders. Ik had eigenlijk weinig om me tegen af te zetten. Ik was trots op mijn ouders omdat ze nog een uitgesproken mening hadden en ik was hun ‘wilde’ protestjaren nog lang niet vergeten. Op school was ik zo recalcitrant als de pest en dat heeft me vaak in lastige situaties gebracht. Maar altijd had ik dan nog mijn ouders die in mij geloofden en wisten dat ik tenminste mijn bek opentrok als er onrecht heerste.
Het was ook de tijd dat ik me ervan bewust werd dat ik de wereld zou kunnen veranderen als ik dat zou willen. Wat is het toch mooi om vol idealen te zitten en bovendien dit alles te scanderen op school, open brieven in kranten en noem maar op.
Mijn ouders gingen echter steeds minder ver met mij mee. Veel minder vaak verhief vader zijn stem uit politieke verontwaardiging of zag ik moeder huilen als er weer een zwerm vluchtende negers op tv kwamen. Wat was er met ze aan de hand?
Meteen greep er ook een soort angst naar mijn keel. Zou ik later ook zo worden? Zou ik zelf ook immuun worden voor al het geweld en al het onrecht? De angst om verblind te worden door gemakzucht en burgerij. Een vicieuze cirkel, een geschiedenis die zich gaat herhalen en de prangende vraag: komt het door het “ idealenverloederende” gedrag van de vorige generatie, dat de jeugd van tegenwoordig niet meer weet hoe ze emoties moeten tonen of dat ze geen idealen meer hebben en dat daardoor het zinloos geweld in Nederland de kop op steekt?
In deel twee misschien wel een antwoord.