Infantilisme (2)

De Franse filosoof Finkielkraut heeft alweer wat jaren geleden een boek geschreven over 'De ondergang van het denken' (1990), waarin hij een nauwkeurige analyse geeft van de tendens tot infantilisme, de verkinderlijking van de ervaring en van de cultuur. Dat is echt iets van de laatste decennia. Zo was het tot aan het begin van de tweede helft van de twintigste eeuw nog usance, dat een pas aantredende huisarts een buikje kweekte, om de schijn te wekken, reeds gepokt en gemazeld te zijn door de teleurstellingen van het bestaan. Nu zien we dat de veertiger behorende tot dezelfde beroepsgroep in joggingpak zijn best doet, het buikje weg te werken. Twee vragen komen op: Vanwaar deze omslag? En: zal hij nog worden omgebogen?

De omslag is gerelateerd aan de enorme vlucht in techniek, die het mogelijk heeft gemaakt zonder noemenswaardig inzicht of intelligentie toch over middelen te beschikken die van veel inzicht en intelligentie getuigen. De bediening van een auto is veel eenvoudiger dan de werking van een auto. Gebruik maken van de werking van iets is echter iets heel anders dan die werking zelf uitoefenen, maar door de techniek wordt deze kloof vrijwel probleemloos overbrugd. Vroeger was de 'afstand' tussen gebruik en werking minder makkelijk te overbruggen. Voor boeken geldt dit nog steeds: de schrijver verwacht dat de lezer bepaalde vermogens heeft, zoals het kunnen lezen en begrijpen van de taal waarin hij schrijft. Door de technische vooruitgang is de mens echter lui geworden in die zin, dat het bijna tot de verantwoordelijkheid van de schrijver wordt gerekend, zo te schrijven,dat zelfs de ongeletterde geen woordenboek meer hoeft op te slaan.

Deze luiheid heeft er ook toe geleid dat het respect voor een ieder waarbij bepaalde eisen worden gesteld om met hem of haar om te gaan is weggevallen. Vooral de oudere stelt die eisen omdat de kracht ontbreekt om iemand in al zijn hoedanigheden te verdragen en hij tevens niet meer kan of wil bogen op spierbalvertoon of energiek fanatisme om iemand in een voornemen te dwarsbomen of te ondersteunen. De bezinning die de ouderdom kenmerkt of wellicht reeds kenmerkte, houdt in dat men voordat een hulpmiddel wordt ingeschakeld, bij zichzelf te rade gaat of zoiets wel nodig is. Dit nu is in deze tijd van onbezonnen gebruik van computers, magnetrons, vliegtuigen, kopieerapparaten, faxen en mobiele telefoons volstrekt wereldvreemd.

In zo'n wereld waarbij de machines de dienst uitmaken en bepalen of de doelen die de mens zich stelt haalbaar zijn of niet, vervalt de mens zelf tot meer of minder betrouwbare machine. Dit maakt begrijpelijk dat ouderdom negatieve betekenissen krijgt. De oudere is bij wijze van spreken een oude versie van een personal computer, die bij lange na niet de snufjes heeft van degene die de jongere bezit. Als dit waar is, is het niet moeilijk te voorspellen dat dit voor de mens funeste gevolgen heeft: de mens wordt gedwongen, het leven uit te stellen, uit de weg te gaan, want elke nieuwe ontwikkeling moet snel en zonder compatibiliteitsproblemen worden geïmplementeerd. De mens moet zich voortdurend uitwissen om plaats te houden voor nieuwe applicaties.

In de new-age beweging (als die nu nog bestaat) zien we een toenemende hang naar eerste, prille indrukken als de ultieme momenten van ieders bestaan. New age is nul jaar. Maar het lijf kan zich niet steeds als een foetus gedragen. Het lijf wordt oud en ondervindt pijn bij het steeds weer moeten meedoen met de nieuwste ontwikkeling. De tijd gaat knagen. De tijd wordt een leeftijd die je liever niet meldt. Leeftijd die bestreden moet worden met steeds meer middelen, maar ook door het tegenwicht van het genot. De pijn van het moeten leveren van bepaalde prestaties kan alleen worden verdragen doordat na afloop het genot klaarstaat van de luxueuze vakantie of van een glas wijn of een plezierritje met de supercomfortabele auto.

Het leven is en blijft echter een opgave, geen uitgave. Het is zelfs een zware opgave in een van alle gemakken voorziene tijd – om je leven zin te geven moet je nu ongemak forceren, vooral in abstracte zin, omdat er in de werkelijkheid vooral ingebeelde ongemakken zijn. Maar het bestaan is voor een persoon veeleer een middel en niet zozeer een doel. Het is een middel om de opgave van het leven te vervullen. Op gelijke wijze is mijn hand, die ik niet heb gemaakt maar gevormd is door miljoenen jaren evolutie, een instrument dat voor mij toeëigent.

Het lijf neemt de tijd in zich op, maar is geen spiegel. De tijd dringt het lijf binnen en in plaats van steeds soepeler te worden, zoals een ieder zou willen, verstart het lijf en worden we langzaam mank, doof en blind. Iemand die daarvoor wegloopt, die wanhopig tracht het 'verval' – beter ware het te spreken van 'ontwikkeling' – uit te stellen, zal een ongelukkig leven leiden zonder iets van wezenlijk belang te ervaren. Hij is als het ware een digitale mens geweest, die alleen maar 1 of 0 was, aan of uit.

De mens probeert het analoge proces van het leven te wijzigen in een digitale ervaring, een alles-of-niets beleving, alsof de mens een schakelaar betreft. De omslag naar digitale mens zal zich echter tegen zichzelf keren. Het is een kwestie van tijd; het leven is resistent genoeg om deze ontwikkeling te verdragen. Van belang is dat de verworvenheden van wetenschap en kunst naar een dusdanig niveau worden getild, dat er respect uit spreekt. Uiteindelijk zal dan worden ingezien dat het hanteren van middelen het leven van de mens niet kan vervangen, maar het bij ongebreideld gebruik wel overbodig zal maken. Het bedrog der middelen zal worden onderkend en op termijn door zelfs de meest simpele van geest begrepen worden, want daartoe... hebben we middelen zat!