Infantilisme (1)

In de nu volgende twee columns (de volgende verschijnt maandag) wil ik het hebben over een tendens die al jaren gaande is: mensen willen niet meer oud zijn, hoe oud ze ook worden. Misschien is het bij de aanvang van een nieuw jaar geen slecht idee er weer eens gewag van te maken; het afgelopen jaar was het voortdurend een discussiepunt, of ouderen niet later moeten gaan stoppen met werken.

Los van het economische belang ervan acht ik het psychologisch evident dat oudere mensen zich belangrijk willen voelen en als groep gewaardeerd willen worden. Er is geen enkele reden om ze van het maatschappelijke en sociale leven uit te sluiten. Zolang de gezondheid dat toestaat lijkt mij duidelijk dat een mens actief wil zijn, hoe oud ook. Het is aan deze mens zelf, te bepalen wanneer hij toe is aan pensioen, niet aan de politiek.

Meestal wordt met het ouder worden de gedachte aan de dood prominenter. Zo wordt althans verondersteld. In je jeugd lijk je een heel eind op te schieten op velerlei gebieden, die soms met ware doodsverachting worden verkend. Naarmate je ouder wordt en meer hebt bereikt, groeit merkwaardig genoeg de angst om te verliezen, waardoor de inzet voor een zaak veel gedoseerder verloopt en ook anders gericht is (minder uit op verovering dan wel opheffing, meer uit op evenwicht en herstel van de goede orde). Of deze angst gevoed wordt doordat de gedachten meer uitgaan naar de dood als (meer of minder absoluut) einde van het bestaan valt te betwijfelen. Ik denk dat er iets anders aan de hand is.

De vrees voor het proces van ziek-zijn en sterven en de daarmee gepaard gaande afhankelijkheid van anderen kunnen de voornaamste aanleiding zijn om bedeesd en behoudend te oordelen over allerlei zaken. De provocaties van onbezonnen opinie en brutaal gedrag die de oudere in zijn of haar jeugd wellicht hebben gekenmerkt, tracht hij of zij nu zoveel mogelijk te beteugelen. Ook speelt mee dat veel ouderen na een welbesteed leven maatschappelijk dreigen te worden buitengesloten. Om die dreiging te weren zullen zij minder ophef willen veroorzaken, terwijl jeugdigen zich nog een plaats moeten verwerven, en dat kan in een vechtmaatschappij als de onze bijna niet anders dan gepaard gaan met het nodige 'geweld', is het niet fysiek dan wel verbaal.

Wat de beweegreden is van het buitensluiten van ouderen, lijkt op het eerste gezicht een raadsel. Ouderen hebben immers veel levenservaring opgedaan en hun oordelen getuigen vaak van diepe levenswijsheid. Dat deze vermogens in maatschappelijk opzicht min of meer worden verkwanseld is dan ook een schande te noemen. Het is zaak dat bedrijven, instellingen, verenigingen etc. voorzieningen treffen voor werk dat op ouderen is toegesneden. Volgens mij kunnen ouderen bijvoorbeeld prima stukken (helpen) schrijven, ingeschakeld worden bij beleidskwesties, allerlei sociale functies vervullen, allerhande geschillen en vertrouwenskwesties goed afhandelen, zowel met betrekking tot het werk als in de privésfeer. Essentie is dat ouderen op geen enkel front buitengesloten dienen te worden. Als dat wel gebeurt, geniet men niet meer van de oude dag en neemt de vrees voor de ouderdom toe.

Veel ouderen verkeren in isolement. Hun verhalen worden weggelachen en hun opmerkingen afgedaan als niet meer van deze tijd. Hun opvattingen getuigen van bekrompenheid en de waarden die ze hoog in hun vaandel hebben staan zijn misschien bewonderenswaardig, maar niet realistisch meer. Dit alles heeft natuurlijk een diepere oorsprong. Respect voor autoriteit is weggevallen. En daarmee ook het respect voor de autoriteit die het leven zélf is. Als gevolg hiervan heeft het bevlogene, jeugdige, onverstoorbaar snelle, onbezonnene, kortweg: de op fysieke grondslag af te dwingen macht het voor het zeggen gekregen. Iedere neiging tot bezinning moet dan ook worden geweerd. Alleen het moment telt. Het gaat er om wat je nu kunt laten zien. Reputaties zijn niet meer aan de orde, alles gaat op in het heden. Een jong, fris, energiek, dynamisch heden. Zelfs ouderen gaan hier wanhopig in mee, door zich bijvoorbeeld zeer jeugdig uit te dossen, alleen maar om te kennen te geven niet zo oud te willen lijken als men is.

Deze tendens tot infantilisering van het leven vind ik verwerpelijk. Er jong uitzien moet je aan jongeren overlaten. Als je tegen iemand van zestig jaar zegt: 'wat zie je er jong uit', dan is dat in feite een belediging. Als de tijd ongeschonden aan je voorbij moet gaan, als de tijd geen indruk meer op je mag maken, dan sluit je het leven in feite uit, dan geef je te kennen dat je niet meer wilt bestaan. Dat je ervaring hebt is iets wat mensen aan je mogen zien. Dat je intens hebt geleefd is iets wat je niet moet verdoezelen, je gooit er je eigen leven mee te bras als iets dat nu niets meer te betekenen heeft. De tijd die aan je voorbij is gegaan en je gemaakt heeft tot wie je bent mag dan geen naam meer hebben; wat geweest is, is geweest. Alles draait om de bereidheid in het nieuwe, moderne, bruisende, flitsende, alles weer veranderende heden op te gaan. De waan van de dag is dan de enige echte waarheid die overgebleven is, de rest is achterhaald.

wordt vervolgd