De sluipmoordenaar in de zestien

Voetbal is een spel van details. Een elftal is afgestemd op de individuele kwaliteiten van de afzonderlijke spelers en in een winnend elftal worden die optimaal benut. Een goede trainer laat zijn team spelen om de mogelijkheden van zijn spelers ten volle te benutten en niet om hun onmogelijkheden te verbloemen. De speler met het beste overzicht en de goede trap krijgt een centrale rol, de meedogenloze spelers in de selectie staan in het hart van de defensie en de man met de neus voor de goals gaat in de spits spelen.

Spitsen zijn er in alle soorten en maten. Je hebt de voetballende spitsen, die een fantastische techniek hebben en op eigen kracht iets kunnen forceren. Het enige manco dat dit soort jongens soms heeft, is dat hun rendement soms niet hoog genoeg is. Neem een speler van het kaliber Zlatan Ibrahimovic, die gemeten naar zijn bovengemiddelde kwaliteiten veel meer had moeten scoren in een competitie als de onze, waar menig defensie open huis houdt. Zoals bijvoorbeeld een Thierry Henry voor Arsenal wel doet en Raúl in Spanje regelmatig laten zien.

De andere categorie is die van de pure afmakers. Dit zijn spitsen die op het oog misschien niet eens bijzonder goed kunnen voetballen en zich helemaal hebben toegespitst op het maken van doelpunten. Ze hebben er een instinct voor. We noemen dat vaak “een neusje voor de goal”. Je kunt ze herkennen aan de manier waarop ze zich bewegen bij balbezit. Ze zoeken een gunstige positie. Soms lijkt die positie de vreemdste die ze hadden kunnen kiezen. Die kan soms tegen alle voetballogica indruisen. Een paar seconden later kan die positie ineens de juiste zijn. Een voorzet die over iedereen heen waait en bij de tweede paal voor de voet van de spits valt, die daar per toeval lijkt te staan. Gelooft u mij, het is geen toeval. Het is de echte spits, die het doet.

Opvallend vaak vind je dit soort spitsen in de Serie A, de competitie van Italië. Daar worden ze vaak op optimaal gewaardeerd. Wij Nederlanders, die het pure voetbal propageren, willen nog wel eens schamperen over dit soort spitsen. Filippo Inzaghi, die bij AC Milan vanwege zijn gebrekkige techniek niet eens mag meedoen aan de rondo’s, zou bij ons al in de jeugd uitgelachen en te licht bevonden zijn. Het is geen toeval dat Jerrel Hasselbaink naar de amateurs werd gestuurd in ons land. Het is evenmin toeval dat Roy Makaay door velen lange tijd amper serieus werd genomen als zelfs maar een optie voor Oranje. In Italië is dat ondenkbaar. Resultaat, dat telt. Inzaghi wordt beoordeeld op zijn goals en als hij zijn team een zege bezorgt, maalt er niemand om een balletje dat van zijn voet springt of het feit dat hij amper een schijnbeweging kan maken.

Dit soort spitsen hebben ook nauwelijks zulke bewegingen nodig. Hun baltechniek is puur functioneel. Waarom een schaar maken als een simpel schot doeltreffender is? Wel zijn ze vaak een meester in het maken van lichaamsbewegingen. Een stapje naar links, om pijlsnel rechts uit de rug van de verdediger te lopen. Met name de defensie van Ajax kan er de laatste jaren in Europees verband van meepraten. Pasanen en Chivu die dachten dat ze Inzaghi en Shevchenko hadden gedekt, maar in werkelijkheid liepen die al enkele meters achter ze om volledig vrij te kunnen scoren.

Deze week komen onze vertegenwoordigers in de Champions League beide typen tegen. Arsenal brengt Thierry Henry tegen PSV, momenteel de meester der spitsen. Henry verdeelt en scoort, terwijl zijn kompanen Dennis Bergkamp en José Antonio Reyes eveneens voetballende spitsen zijn. Hoe anders is dat bij de opponent van Ajax, Juventus uit Italië. Die ploeg heeft natuurlijk Ajax-spits Zlatan Ibrahimovic gecontracteerd en kent met Alessandro Del Piero eveneens een voetballende spits.

Maar de man die Ajax het meest zal moeten vrezen, is feitelijk de minste voetballer van het span. David Trezeguet is inmiddels 26 jaar oud en loopt al weer wat jaren mee. Hij werd topscorer in Frankrijk en Italië, pakte er kampioenschappen en werd met zijn land Europees en Wereldkampioen. Sterker nog, hij was met een doffe knal verantwoordelijk voor de Europese titel van de Fransen in 2000.

Heitinga en Escudé hebben de ondankbare taak deze Fransman te moeten verdedigen. Beiden staan niet bekend als spelers die 90 minuten vol geconcentreerd spelen. Dat lijkt op voorhand dodelijk tegen Trezeguet. Hij zal ze in slaap sussen. Niemand verstaat de kunst van het sjokken momenteel zo goed als Trezeguet. Onzichtbaar, een adjectief dat grote delen van de wedstrijd aan hem kleeft. Je vraagt je af of hij nog wel meedoet. Hij kan de makkelijkste ballen verliezen, alle duels verliezen en niks goed doen, maar je toch met één flits de das omdoen. Als een sluipmoordenaar beweegt hij rond het strafschopgebied. Hij kiest posities die nergens op lijken te slaan. Wellicht vallen er maar drie ballen goed, maar sowieso is één van die drie voor hem. Genade kent hij dan niet en slechts het houtwerk of een fenomenale redding kan hem dan nog stoppen. Anders gaan de armen in de lucht en vult zijn grijnzende tronie het beeld van je televisie. Dan is zijn missie weer volbracht en is Heitinga of Escudé de gebeten hond, al hebben ze hem verder de hele wedstrijd afgetroefd. Ik heb nu al medelijden.