Soumise du Plessis

Soumise du Plessis heette ze. Zo liet ze zich althans noemen. Ze was mooi, trots, en paradeerde met een koninklijke arrogantie door het leven. Sommigen waren bang voor haar, anderen zaten achter haar aan. Zij bekeek dit allemaal geamuseerd, het deed haar zoveel niet. Als ze te dicht bij kwamen was een enkele blik al voldoende om de afstand weer te herstellen.

Toen kwam de dag dat alles veranderde. Achteraf kon ze zich niet goed meer herinneren wat het nou was dat haar deed besluiten haar vertrouwde leven zomaar ineens vaarwel te zeggen. Maar ze deed het wel.

Het had zich al enkele dagen opgebouwd, een gevoel van onrust. Misschien was het gekomen omdat hij ineens in haar leven gekomen was. Hij sprak iets in haar aan dat al enige tijd sliep: ineens kriebelde het weer. Zijn wat grovere en directe manier van doen maakte diepe indruk. Gedurende korte tijd was hij zeer indringend aanwezig, niet dat er daadwerkelijk seksueel contact was, maar hij was er wel. Hij liep haar leven in, en er ook weer uit. Maar niet haar gedachtes.

Hij verliet haar vast omdat zij hem geen echte toenadering toegestaan had, of misschien ook wel omdat het zijn aard was om dat te doen.
Misschien wilde ze daar wel een antwoord op, misschien was dat wel wat haar onrust veroorzaakte. Hoe het ook zij, op een dag bekeek ze haar huis ineens heel anders, ze stapte de deur uit en liep weg.

Het was alsof alles ineens net iets anders was. Want ze zou niet meer terug gaan, in ieder geval voorlopig niet. Ze liep harder, ze ging rennen.
Ze genoot van haar vrijheid, die de haar bekende omgeving ineens weer iets nieuws, iets spannends gaf.
Als ze snachts in slaap viel, sliep ze diep en ongestoord. Ze sliep nooit twee keer op dezelfde plek, wie weet wie haar zou proberen te volgen, ze zorgde wel dat ze onvindbaar bleef.

En als ze dan de volgende ochtend wakker werd, was ze blij met die nieuwe dag: onvergelijkbaar met zoals het voorheen was. Toen sleepte ze zich van dag naar dag, veel slapend, weinig levend.

Toen zag ze hem weer. Haar hart klopte ineens als een razende, en na enig aarzelen durfde ze op hem af te stappen. Hij keek haar even aan, liep toen langzaam weg, alsof hij aangaf ‘volg me maar’. Ze kwamen in een steegje uit waar verder geen mensen of verkeer was. Hij liep op haar af, liep om haar heen, bekeek haar goedkeurend. Hij kwam tegen haar aan staan, beet zachtjes in haar nek. Soumise wist niet wat haar overkwam, ze sidderde van opwinding en sensatie. Voor ze goed en wel doorhad wat er gebeurde lag hij bovenop haar, en kwam met een dierlijk gegrom in haar klaar.

Na die ene ontmoeting had ze hem niet meer gezien, al was ze nog wel op zoek geweest. Hij was er snel vandoor gegaan, en ze was erg teleurgesteld. Ze voelde zich vies en gebruikt, en hoe goed ze zich ook waste, dat gevoel bleef aan haar zitten.

Ze voelde zich onzeker, ineens was het allemaal niet leuk meer. Ze miste haar eigen bedje, de vertrouwdheid van haar huis. Ook voelde ze zich vreemd in haar buik, een beetje misselijk soms ook. Ze durfde zich niet goed te realiseren wat dat zou kunnen betekenen…

En ineens wilde ze weer terug naar huis. Haar eigen huis. Ze vroeg zich niet af hoe ze daar ontvangen zou worden, of de deur nog wel voor haar open zou staan. Ze ging gewoon.

Opgelucht dat ze dat besluit genomen had, liet ze er geen gras over groeien en begon direct aan de reis terug. Toen ze in de buurt kwam, en ze haar straat en haar huis weer zag, overspoelde haar een warme gevoel van blijdschap. Zo hard als ze rende toen ze deze straat verliet, zo hard rende ze nu om weer terug te keren.

Ze hoefde alleen nog maar over te steken om weer thuis te zijn!

En toen was het allemaal ineens weer goed, nee, beter zelfs dan het ooit was. Ze lag heerlijk op haar bedje, voelde zich thuis, en dolgelukkig. Nu was het goed, nu was het klaar: wat haar betreft zou ze zo altijd blijven liggen. Nooit meer weglopen, nooit meer zoeken; nú had ze het gevonden. Met haar ogen dicht voelde ze zich omgeven door een gevoel van warmte en liefde, en ze wist dat het nu goed was, voor altijd.

‘Godverdomme, stom beest, dat kost me weer 200’ mopperde de man terwijl hij het gebroken glas van zijn koplamp bekeek. Voor zijn auto lag het ontzielde lichaam van een mooie poes, met een halsbandje om. Aan dat halsbandje hing een kokertje, met daarin haar naam: Soumise du Plessis...