De droom van Lange Jan

Badend in het zweet wordt hij wakker, Jan Vennegoor of Hesselink. Hij zucht eens diep, als hij de droom waaruit hij net abrupt ontwaakte probeert te verwerken. Het is al de vierde keer deze week, dat hij deze droom heeft. Het is PSV – Rode Ster Belgrado, blessuretijd in de voorrondewedstrijd voor de Champions League. De stand is 2-1 als John de Jong doorbreekt over links en een afgemeten voorzet geeft, die over de voltallige Servische defensie heen gaat, inclusief de keeper. Slechts Jan kan er nog bij. Het doel is leeg, één knikje is voldoende. Jan scoort, missie geslaagd.

Het is niet dat gegeven dat de sympathieke Tukker zo benauwt. Nee, het is het vervolg van de droom. Door de miljoenen die PSV vergaart door de kwalificatie is men in staat een andere spits te kopen. De eerste keer zag Jan Morientes gepresenteerd worden en wist toen nog erg zeker dat dromen bedrog zijn. Maar het bleef doorgaan. Marcus Allbäck, Robinho en Carlos Tevéz… Zijn partner zei hem dat terugkerende dromen vaak een voorspellend karakter hebben. Loyale Jan gruwelt bij de gedachte.

Vaak hoor je profvoetballers zeggen dat ze in hun jeugd hebben gevoetbald met jongens die vele malen meer talent hadden. Die jongens bezweken echter voor de lokroep van het leven. Zij bespeelden liever de rondingen van bevallige jonge meiden dan dat ze het ronde leer over het veld voort schopten. Een pilsje ging er op gegeven moment liever in dat de verantwoorde sportdrankjes, de disco op vrijdagavond werd aantrekkelijker dan het vroegtijdig gaan slapen om fit te zijn op de zaterdag.

Van Jan kan ik me voorstellen dat hij met zo’n verhaal komt. Jan kan heus voetballen, maar het is geen natuurtalent. Jan is zo’n speler die je in gedachten als klein jochie ziet opleven wanneer het noodweer is. Lekker slidings maken, terwijl de meer getalenteerde prima donna’s van zijn jeugdelftal rillend verlangen naar de warme thee in de rust. Een hattrick in de stromende regen, terwijl de storm je wegblaast en je voorhoofd onder de modder zit van de kopballen, het moet het summum zijn geweest voor kleine Jan. In de rust geen thee, maar smerige chocomel met vellen. Na rust nog een hattrick en bij thuiskomst je moeder doen huiveren van je besmeurde kloffie. Het moet gebeurd zijn, in zijn jeugdjaren in Oldenzaal.

Inmiddels is Jan hoe dan ook een bekende naam in Nederland. Elke voetballiefhebber zal hem kunnen typeren als hardwerkende en kopsterke spits. Bij zijn eerste stappen in het profvoetballer is het een keer gebeurd dat de stadionspeaker omriep dat de speler met nummer 16 van FC Twente nog niet bekend was: Vennegoor óf Hesselink. Nu is iedereen bekend met zijn naam. Na een aanloop van anderhalf seizoen, speelde hij in zijn laatste drie seizoenen in Enschede in elk competitieduel mee en maakte 55 treffers. Hij was een vaste waarde in Jong Oranje en dus was het niet raar dat PSV hem contracteerde.

Een flitsende start in Eindhoven, onder Erik Gerets, met 22 goals in 34 duels leek PSV’s gelijk te bevestigen. Jan kwam zelfs bij een voorselectie voor Oranje. Daarna ging het mis. Jan werd onder Hiddink, die duidelijk koos voor Kezman, vooral een reserve. Een breekijzer, als de nood aan de man was. Dan kwam Jan er in, kwamen de lange ballen en kon hij rommelen en sleuren. Ploeggenoten profiteerden dankbaar van zijn kopkracht en arbeid, maar Jan kwam steeds meer in de schaduw. Tegenwoordig heet het zelfs dat Jan niet goed genoeg is voor de top. Ondanks zijn 20 goals in die twee seizoenen als reserve onder Guus…

Waarschijnlijk hebben ze wel gelijk. Toch zal het Jan steken. Hij doet altijd zijn best en laat de ploeg nooit in de steek. Ik vermoed dat Jan te goedig is. Hij slaat niet met zijn vuist op tafel, althans niet dusdanig hard dat een trainer spontaan besluit hem toch maar op te stellen. Jan veroorzaakt geen problemen, Jan is dienstbaar. Het zijn prachtige eigenschappen in het dagelijks leven, maar in de harde wereld van het topvoetbal kunnen die eigenschappen dodelijk zijn.

Want die droom van Lange Jan, die kan wel eens ernstig waar worden. Jan mag PSV nog in de Champions League helpen, maar dan willen de Eindhovenaren toch echt een nieuwe spits aantrekken. Jan kan zichzelf ten onder schieten. Dat weet hij, als hij wakker schrikt. Dat beseft hij, als hij in het zweet baadt. Maar hoe hard Jan ook probeert, hij krijgt die droom niet gewijzigd. Hij heeft al gedacht aan uitglijden, aan simpelweg over of in de handen van de keeper te koppen, ja, zelfs aan het simuleren van een blessure bij een dergelijke stand als in zijn droom. Het lukt hem niet. Jan kopt straks gewoon raak, zijn eigen ondergang tegemoet. De nieuwe spits mag profiteren van zijn werk, Jan verdwijnt naar de bank, om er pas weer af te komen in onbeduidende potjes of met de ondankbare taak iets te forceren in duels die op slot zitten.

Jan probeert nog om zijn woede te koelen op iets anders, de wekker. Als hij die nu eens kapot smijt…. Maar ja, die wekker, die doet het nog prima. Berustend zet Jan de wekker terug. Het zit niet in hem. Arme, trouwe, goedige Jan. Topvoetbal is soms wreed, zelfs bij menselijke familieclubs.