Beroving van een vriendschap

Ik had een vriendin. We gingen vaak samen op vakantie en dan was het mijn beste vriendin. We hadden dezelfde interesses, vonden dezelfde mensen leuk, lachten om dezelfde grappen en hadden nooit onenigheid. Twee keer per jaar gingen we naar Gran Canaria. Het was ons tweede thuis. Overdag luierden we en 's avonds gingen we naar de kroegjes waar onze vrienden uit het dorp muziek maakten. Het was de mooiste tijd van mijn leven. Tot een beroving alles anders maakte.

Die nacht gingen we rond een uur of vier naar huis. Lopend, want het was een mooie nacht en we kenden de weg als geen ander. Op het moment dat ik het hek van het bungalowpark openmaakte, kwamen er plotseling twee jongens tevoorschijn. Ze grepen de tas van mijn vriendin en omdat ze hem niet snel genoeg losliet, stompten ze haar in haar gezicht. Zo hard dat haar voortanden uit haar mond geslagen werden. Ik zag de daders nauwelijks. Ze renden alweer weg voordat ik me goed en wel kon omdraaien.

De dagen erna beleefde ik in een roes. Gelukkig kregen we hulp van onze vrienden daar, die meegingen naar de politie, een tandarts regelden, als tolk fungeerden bij de arts, al die dingen die lastig zijn in het buitenland. Zelf hing ik dagenlang aan de telefoon met de verzekering om te smeken of we eerder naar huis mochten vliegen. Na vier dagen kregen we eindelijk toestemming.

We waren blij dat we thuis waren, maar eigenlijk moest de moeilijkste tijd nog komen. Onze familie en vrienden waren natuurlijk geschrokken en leefden erg mee, maar we kregen ook vreemde reacties. Mensen die opeens vonden dat twee jonge meiden niet alleen op vakantie moesten gaan en al zeker niet 's avonds alleen over straat konden. Ik vond dat raar. We waren zelfstandig en stonden altijd ons mannetje, thuis ook. Het voelde bijna alsof ze wilden zeggen dat het onze eigen schuld was geweest.

Mijn vriendin ging een periode van vervelende en pijnlijke operaties tegemoet. Dat was heel zwaar. En allebei kregen we te maken met angst en paniekaanvallen die we daarvoor nooit gekend hadden. Schrikken van snelle voetstappen achter je op straat. 's Avonds uitgaan en niet meer die paar honderd meter alleen naar huis durven. Mijn vriendin vertelde dat ze een keer in huilen was uitgebarsten in Albert Heijn, nadat de manager haar met een vriendelijk tikje op de schouder was komen zeggen dat het sluitingstijd was. We hadden er allebei last van, maar ik zei er niet zoveel over. Ik vond dat ik eigenlijk niet mocht klagen. Met mij was niets gebeurd.

Ja, ergens had ik misschien zelfs wel een soort schuldgevoel. Het had zo makkelijk andersom kunnen zijn geweest. Puur toeval dat ik die nacht het hek had opengemaakt. Daarom hield ik ook mijn mond toen mijn vriendin begon te klagen dat vrienden geen belangstelling meer voor haar hadden en haar in de steek lieten. Zo gaat dat namelijk. Mensen kunnen niet constant met andermans leed bezig blijven. Langzaam gaan ze weer over tot de orde van de dag, maar zij kon dat moeilijk verkroppen. En ik? Ik vond het verwijt onterecht, maar ik zei er niks van. Ik wilde haar steunen, omdat zij het slachtoffer was en niet ik, ondanks de gevolgen die ik er zelf ook nog steeds van ondervond.

Twee jaar na de beroving, toen alle operaties achter de rug waren, zijn we nog een keer samen teruggegaan. We wilden de herinneringen aan de plek waar we zoveel plezier hadden beleefd niet laten verpesten door die ene gebeurtenis. We zagen oude vrienden terug en hadden plezier als vanouds. Toch werd, toen we weer thuis waren, de vriendschap niet meer hetzelfde. Zij was niet meer hetzelfde. Ze had geen geduld meer met mensen, klaagde over ze tegen mij en ik kon er steeds minder goed mee omgaan. Ik denk dat ik onbewust afstand nam, waarna ik - onvermijdelijk - hetzelfde verwijt te horen kreeg. Uiteindelijk betekende dat het einde van onze vriendschap.

Dat de daders ons beroofd hebben van een oud fototoestel en duizend peseta's, daar denk ik bijna nooit meer aan. Erger is dat ze ons beroofd hebben van een vriendschap. Ik heb mijn vriendin, toen ze me nodig had, niet kunnen helpen, al weet ik ook dat ik op dat moment niet anders kon reageren dan ik deed. We waren beiden slachtoffer. Misschien hadden we professionele hulp moeten krijgen, maar daar heeft toen niemand aan gedacht.

Binnenkort ga ik weer op vakantie, ergens anders naar toe, met een andere vriendin. Het wordt mijn eerste zonvakantie sinds die laatste keer. Ik heb er zin in en het wordt leuk, maar ik weet nu al dat deze vakantie voor mij nooit zo bijzonder wordt als de vakanties die ik toen heb gehad op Gran Canaria. Dat geeft niet en dat hoeft ook niet. Wel heb ik er de laatste weken veel aan teruggedacht. Aan mijn vriendin, onze vriendschap, en hoe een beroving meer kapot kan maken dan je lief is.