Rioleringsjournalistiek

Stipt om negen uur. Twee man sterk. Een jonkie, en een veteraan.
“Morrege; is hier het riool?”
Wat een vraag. Leren ze niks, op die Hogere Riolerings Faculteit?
“Ja, kom maar verder.” Gaap.


En wat een antwoord. Hoezo; ‘maar’? Ik had krachtig op het vloerluik in het voorportaal moeten wijzen en zeggen: “Hierrr is de entree naar Hades en daar ergens ligt een verzakte ri-jo-le-rings-buis. Het ding schijnt nog door een lid van een verarmde familietak van Julius Caesar neergelegd te zijn. Ik zie die Vroeg-Alluviale pijp graag vervangen door het nieuwste model van shuttle-titanium met digitale besturing. En make it snappy."
Helaas, ik ben niet op mijn best, ’s morgens vroeg om 09: 00.

Sikkeneurig drink ik mijn koffie. Ik heb expres maar twee gastvrije kopjes gezet. Eén voor mij en de tweede voor mij. Ik staar naar mijn monitor waar de misluktste column aller tijden voor 30% klaar is (“Houdt Boris Dan Toch Alleen Maar Van Vrouwen?”) en hoop op beeldende geluiden uit de onderbuik van mijn benedenwoninkje, iets als helpblubborrrelll of “Oh god ik zie een rat zo groot als een Deense D-“ maar ook die inspiratiehulp is me vandaag niet gegeven.
Even later hoor ik toch iets. Een hels kabaal: Vakbekwaam Rotterdam Werkt. Mijn antidepressiva ceedeetje gaat geheel verloren in vloertrillende commando’s (Joop! Gooi ’s een zessie naar beneden!), zwaarmetalig gekleng en geklang: “♪En datteme toffe jonges zijn dat wille we wehetuh♫”, bulderend gelach (toch niet omdat ze een van mijn Victoria’s Secrets uit een verstopping hebben gevist?) en een drilboor.
In de elektriciteitskast klapt een thermobeveiliging uit.
“...Meneer? Effe alles met batterijen doen! Dank u!”

In plaats van vakbekwaam in de kruipruimte rond te kruipen beginnen ze door het huis te lopen; de tuin in en weer terug naar de opengelegde stoep en weer naar het putje van de hemelwaterafvoer achter. Daar zit de boel al maanden dicht omdat de hemel er niet alleen regen maar ook ’s burens braadvetten, pakken waspoeder, algenmaskertjes, maandverbanden en luiers doorheen spoelt. Er worden nu twee drilboren aangezet. Na mij eerst gevraagd te hebben de Cd-speler, de koelkast, de wekkerradio, het verwarmingselement van het waterbed en de computer uit te schakelen. Ik voel mijn inspiratie verkleven en snak naar een glas WC-Eend.

Behalve het luik bij de voordeur heb ik ook een kruipkelderdeurtje in de achtergevel. Het is me volstrekt onduidelijk waarom ze niet met hun gereedschap en materialen door de kruipkelder kunnen tijgeren. Nu liggen door het bovengronds heen-en-weer geloop mijn laminaatjes binnen korte tijd vol met iets wat zand en stof zou moeten zijn, maar door de lekkende rioolbuis veranderd is in een mix die je niet wilt zien, laat staan opruimen. En vlak boven een dergelijke smurrie heb ik maandenlang geslapen??
“Eh, sorry voor de vloer!” verontschuldigt één van hen zich. Alsof hij hoopt op een kop koffie.
Ik probeer iets nuttigs te bedenken.
Een met de hand geschreven column.
Een handgeschreven roman.
Een in sierschrift geschreven gedicht.
Een geScrabbelde sanitaire slagzin. 'U constipeert; wij komen.'
Ik staar naar het donkergrijze scherm.
Stiekem zet ik de pc weer aan.

En dan, klokslag half twaalf, gebeurt het ondenkbare:
Ik moet.

Neen.
Ik ga verzitten. Het kan nu echt even niet. Ze hebben 200watt werklampen in de kruipkelder neergezet, dus alles wat uit de losgekoppelde toiletpijp komt zetten flatst zeer hoorbaar en zichtbaar op een riool-reparerend hoofd. En daar beide bovenburen niet thuis zijn zal er een luchtje aan zitten. Het mijne.
Owowo, ik moet.
Ik moet echt. Akuut. Mijn lichaam is bereid nog één daad van verzet te accepteren maar daarna gaat Supermuscle toch echt van pow-khazoom.
De bewoners naast mij? Buries links en rechts zijn óók niet thuis. Ze WISTEN het.

Wat erg.
Wat kan een mens toch MOETEN. Wat kan een mens daar van gaan zweten! Ik zwel op als de stieftante van Harry Potter. Ik ben zelfs al in het stadium dat mijn lichaam niet langer gesmoorde kuchjes produceert maar oerschreeuwen.
Oeioeioei.
Geluidloos vlieg ik naar de wc, klauw een pakje vochtige toiletdoekjes uit het pillen- en pleisterkastje (geruisloos, ze zitten daar vlak onder me!), weet binnen drie seconden een rol met boterhamzakjes uit de keukenkast te grissen en pwèp en pfieoeiep als een leeglopende ballon naar mijn middelste en discreetste kamer: de slaapkamer. Verlies nog twee seconden aan het zachtjes dichtgooien van de schuifdeuren en mezelf uit de broek te lanceren.
Het boterhamzakje had werkelijk geen achtste seconde later op zijn plaats moeten zijn.
Ohhhhhhhhhhhhhhhhh.

Het is dun.
O Jezuella nee. Het boterhamzakje is te KLEIN.
Ohhhhhhhhhhhhhhhhh?
Nee, nèt niet.
Daar sta ik dan. Met een verontrustend zwaar plastic zakje van 37 graden Celsius in mijn handen. Het dichtknopen gaat grote zorg vereisen, want het zakje heeft niet veel rand meer om dicht te knopen. Ik moet er dus met leesbril bij gaan zitten.
Nee! Niet op het pas verschoonde bed! Denk na! Denk na! Eerst de vochtige toiletdoekjes. En dan! De propjes maar even op dat boek van de bibliotheek leggen. Daarna kan ik met trillende vingertoppen een knoop in het lillende zakje leggen. Bonk-bonk. Ahhhh!!
“Meneer? We gaan een uurtje schaften”, word mij medegedeeld aan de andere kant van de schuifdeuren die ik met mijn tenen gesloten hou.
“JAAH! VAN MIJ MAG JE OOK TWEE UUR, EET SMAKELIJK!!”
Want ik vermoed dat ik als Hans zonder Grietje op de route tussen de slaapkamer en de vuilniszak op de veranda zeer zichtbaar bruingevlekte tissues zal gaan laten vallen.
En minimaal één keer dat warme, bolronde, gewichtige zakje.

...Moraal van dit gebruinde verhaal?
Een reïncarnatie als mestkever is aan mij niet besteed. Die riolering-genieën kregen dus toch nog een kopje koffie van me. Met een Brownie of Bolus naar keuze erbij.


©2004doubleu