Gelegenheidssupporters van Oranje

Ik geef echt geen ene fuck om voetbal. Herstel, ik geef echt helemaal niets om sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder. Dat worden zware tijden deze zomer voor gelijkgestemden, want behalve het EK heb je Wimbledon, Tour de France en de Olympische Spelen. Dat gaat allemaal aan mij voorbij. Behalve als Nederland ergens aan meedoet, want dan sta ik langs de zijlijn met mijn Heineken Luidsprekerhoed. Helaas ben je als gelegenheidssupporter je leven niet zeker, velen schijnen je er om te haten.

Gelegenheidssupporter zijn is leuk, maar je hebt het niet altijd even gemakkelijk. Zeker niet tijdens het huidig Europees Kampioenschap. Je wordt toch niet voor vol aangezien. Sterker nog, de doorsnee voetbalfan ontpopt zich als een ware hooligan als ik tussen neus en lippen door mompel: ‘Laat ze maar verliezen, dan hebben we dat ook weer gehad.’

Op mijn werk bijvoorbeeld, waar het gros echt van voetballen houdt, kan ik maar beter niets vragen over golden goals, voordeelregels en buitenspel. Ze zijn in staat het verlies van Oranje op mensen zoals ik af te reageren.

Dat laatste vindt de gelegenheidssupporter overigens veel interessanter dan het voetbal zelf. De massahysterie van 10 miljoen Nederlanders omdat 11 over het paard getilde miljonairs tegen een bal aanschoppen. Ik kijk dan ook het liefst in de kroeg, of op een plein waar een groot scherm hangt. Je ziet ze voor de aftrap gespannen in hun biertje turen, met vrienden over de opstelling filosoferen en de tegenstander analyseren. En dan klinkt het fluitsignaal, de wedstrijd is begonnen. Hoopvolle blikken en veel gejoel. De oeeeeeeeehs en aaaahhhhhhhhhs en homooooooo’s en kankerhonden!!!!!!!! vliegen je om de oren.

En het is zo aanstekelijk. Na een kwartier oeh en aah ik net zo hard mee. Bij een overtreding van de tegenpartij komt het woord kankerjood zomaar uit mijn keel, terwijl ik toch echt geen antisemiet ben. En als wij (zie je dat, ik heb het zelfs over ‘wij’) iemand onderuitschoppen schreeuw ik: ‘stel je niet zo aan, mongool! Jankzak!’
Soms ben ik bang van mezelf als gelegenheidssupporter. Ik zou in staat zijn mezelf aan te sluiten bij dronken Nederlanders in Portugal om gewapend met een ijzeren staaf het vertier op te zoeken. Lekker matten, biertje erbij. De enige reden dat ik het niet zou doen is omdat ik snel door de mand zou vallen. Ik ben geen doorgewinterde fan natuurlijk.

Als ik Oranje zie spelen ken ik namelijk slechts drie of vier gezichten. Van Nistelrooij heb ik ooit eerder gezien, Davids ken ik wel natuurlijk (van zijn vrouw, niet van zijn talent) en Van der Vaart komt me bekend voor omdat ik hem wel eens in de Weekend heb zien staan naast Sylvie Meis.

Dat verbaast me overigens wel hoor, dat gezichten en namen als Bouma, Van der Meyde en Robben me niets zeggen. Ik heb als gelegenheidssupporter het EK van 1988 nog meegemaakt en daar kende ik iedereen. Wie liep er niet met een Gullit-petje over straat? Van Basten, Koeman, Rijkaard, ze staan in mijn geheugen gegrift. Ik was destijds niet naar de huldiging in Amsterdam gegaan, maar wat had ik graag een van die woonboten doen laten zinken.
Hoe dan ook, misschien dat als Oranje het EK wint dat ik alle namen van dit EK voorgoed zal onthouden. En natuurlijk, ik hoop dat ze weer een ronde verder komen. Ik heb mijn plek in de kroeg al gereserveerd.

Maar aan de andere kant. Mochten ze er toch tijdig uitliggen, dan zal ik er geen traan om laten. Die uitgebluste vedetten verdienen niet beter met hun huidige prestaties. Ik mag dan geen hardcore voetbalfan zijn, en ik schaar me ook niet onder die andere 16 miljoen bondscoaches, maar ik weet wel hoe je een partijtje voetbal speelt.
Ik ben fan, natuurlijk, maar zodra bij een eindsignaal blijkt dat Oranje eruit ligt, gaat mijn luidsprekerhoed gewoon in de prullenbak. Geen gesikkeneur, doe mij nog maar een biertje. En ja, dan zal ik een beetje gniffelen om die verbijsterde blikken om me heen. Wel stiekem natuurlijk, want ik heb geen zin in een ros voor mijn hoofd.