Bedelverbod

Hoe vaak je het ook al gezien hebt, het blijft een troosteloze aanblik: een magere man, Albert Heijn-tas in zijn linkerhand, een vale, gifgroene coltrui onder zijn gescheurde jas, zwart mutsje op zijn vervallen hoofd en een rechterhand die driftig in een prullenbak graait. Hij vist er iets uit, snuffelt er eens goed aan en schuift de aangevreten hamburger vervolgens gretig naar binnen.

Je vraagt je af wanneer je voor het eerst zonder schroom je hand in een prullenbak laat glijden, op zoek naar een maagvuller. Je vraagt je af wanneer je voor het eerst blij bent met een koude, aangevreten hamburger. Een take-out maaltijd uit een stationsprullenbak, mijn eetlust wordt er niet groter op.

Een station in een stad in een land op een planeet die aarde heet. Tja, daar staan we dan. Het is koud. Waar slapen daklozen als het zo koud is als vanavond? In de daklozenopvang, althans dat is wat ze altijd beweren als ze met opgeheven hand voor je staan. In die hand vragen ze je een euro neer te tellen, maar slechts weinigen voelen zich daartoe geroepen.

Ik las laatst dat driekwart van de bevolking zich ergert aan de opgehouden handen. Sommigen zouden de daklozen het liefst onder het tapijt vegen. En ergens begrijp ik wel waar dat vandaan komt, want het lijkt wel alsof ze de frontale aanval hebben ingezet. Tactiek van de verschroeide aarde. Je pint vijftig euro en plots staat er iemand achter je die van je versgepinde euro's agressief twee euro opeist. Juist daarom wordt in steeds meer grote steden met een bedelverbod het 'agressief bedelen' aangepakt. Een discutabel verbod natuurlijk, want wat is nu precies agressief? En hoe wordt zo'n verbod gehandhaafd?

Goed. Inmiddels wacht ik met een kop koffie in de hand op het perron. Van ver zie ik de gifgroene coltrui op me af komen, regelrecht op weg om het bedelverbod aan zijn afgetrapte laars te lappen. Nog voordat hij zijn mond kan openen weet ik al dat hij me gaat vragen om geld. De vraag is alleen hoeveel. 'Meneer, mag ik u misschien een gedicht aanbieden? Geef mij twee woorden en ik zal een gedicht voordragen.'

Een paar woorden, dat is alles wat hij vraagt! Kun je dat geloven? Zo'n bedelverbod heeft dus toch een zekere werking. Het noopt tot creativiteit. Gecharmeerd van deze poetry slammende dakloze stem ik in met zijn voorstel. Heel even denk ik erover om hem op te zadelen met twee onmogelijke woorden. Belastingaangiftediskettesticker en strijkijzer bijvoorbeeld. Om het hem toch maar niet te moeilijk te maken roep ik 'mensen' en 'station', waarna de ogen van de dakloze dichter wegdraaien. Hij begint hardop te kreunen, alsof hij de woorden zijn hersens uit moet persen. Dan begint hij:

"Ik sta hier op het perron
en met mij een oude wagon.
Een mens, een trein,
waar zou dat anders zijn?

Ik denk aan mijn kind,
en hoe fantastisch hij treinen vindt.
Ik mis hem vandaag,
misschien gaat het daarom allemaal zo traag."

Bedelverbod of niet, gretig trek ik mijn portemonnee en leg twee euro in zijn inmiddels opgeheven hand. Ik weet dat die twee euro wordt ingeruild voor een blik in het binnenste van een drankfles. Ik weet het, ik weet het, ik weet het. En toch geef ik 't graag, want voor dit soort straatpoëzie is twee euro echt geen geld.