Column: DiaWee

De moed zinkt me in de schoenen, in de vorm van een bruin warm straaltje dat vies en plakkerig aanvoelt. Niet weer, kreun ik in mezelf en ren naar buiten, de betonnen trap op, naar de ijskoude betonnen WC. Vijf minuten later weet ik dat het een lange 24 uur gaat worden. Vol met zelfmedelijden, vol met ranzigheid. Vol met DiaWee.

Het is 's ochtends, rond de vijf uur. Ik kruip mijn bed nog even in, voor de laatste twee uur slaap en schrik me de pleuris bij de schoolbel die in Nepal om half zes 's ochtends de studenten uit hun dromen over het buitenland ontwaakt. Ik reik naar mijn oordoppen aangezien mijn kamer tussen een keuken en een klas inligt, en beton qua voetstappen het geluid van boven ook niet gaat tegenhouden.

Tegen zevenen sta ik van ellendigheid maar op. Loop naar boven, maak een tussenstop bij de WC die me weinig comfort biedt, en eet tegen alles wat me goed dunkt in, een pannenkoek. Slechte keuze, moge na een paar uur blijken. Om deze 24 uur qua inhoudelijke sappen even samen te vatten en door te gaan met wat ik dan echt wil delen, plassen kan je uit je anus. Heel vaak.

DiaWee. Diawee is diarree met een vleugje heimwee. Wanneer je echte diarree hebt en enkel in je buitenlandse bed kan liggen, met een geïmproviseerde blauwe emmer die tot WC is uitgeroepen, met nog een beetje koorts erbij, dan ga je je herinneren. Dan ga je je herinneren hoe goed het thuis was. Die roze wolk met je eigen bed, je eigen moeder, je eigen oma-soep, je eigen WC.

De tijd kruipt voorbij en ook al heb ik dit pas één keer eerder gehad (in Nederland komt dit soort onzin niet voor namelijk), ik weet precies hoe lang het gaat duren. Tegen een uur of twaalf besluit ik toch nog even een uurtje uit bed te gaan, maar gezelligheid die normaal heerst, of rust, wordt door de DiaWee zeer ergerlijk. Alles om me heen is onlosmakelijk verbonden met de DiaWee en krijgt daar dan ook de schuld van. Thuis was dit nooit gebeurd, of anders, thuis was het niet zo erg geweest. Ik voel me als de stervende soldaat die in de loopgraven om zijn moeder roept. Uiteraard roept hij om zijn moeder en haar zorgen. Een man is zo sterk als zijn lichaam is, en als al zijn energie eruit stroomt in de vorm van bloed of ranzigheid, dan blijven er maar twee opties over. Schreeuwen dat de wereld kut is, of schreeuwen om je moeder.

De middag is niet veel beter en ik ben te moe om CD's te luisteren. Tranen springen bijna in mijn ogen als ik tegen zessen de stem van de Wereldomroep hoor en daarmee nieuws van het thuisfront. Schijnbaar is er de mogelijkheid dat de Polen onze arbeidsmarkt bestormen, en de Chinezen de toeristenmarkt. Zij wel, denk ik bij mezelf. Zij gaan allemaal naar Nederland toe, en ik moest zo nodig eruit. Sukkel. Ik schijt op mezelf, letterlijk helaas.

Zo goed en kwaad als ik kan probeer ik tijdens het volkslied dat volgt de hand op het hart te leggen. Hier ben ik, denk ik, ik lijd voor u, mijn Vaderland, tot de dag dat ik uw groene velden en geplande woonwijken weer mag zien. Ik zie de koningin op me afkomen en mij tot ridder slaan, vanwege moed en trouw in barre bruine tijden. Helaas slaat ze te hard in mijn maag en verdrinkt de medaille in een bruine drab.

Met de verlossende nacht voor de boeg en de wetenschap dat het morgen beter wordt, worden de herinneringen nog éénmaal heftig. Een kruising tussen ijlen en dromen brengt mij naar vervlogen tijden van hop-paardje-hop en daar-komt-het-vliegtuig. De tijden dat je er net zo hulpeloos bij lag als nu maar dat je een geldige reden had. Mijn vaders hoofd vertrekt, afkeer is te lezen als hij naar zijn broek kijkt. Bah Basje! Maar mijn onschuldige ogen maken hem al snel weer aan het lachen, bulderend verschoont hij me en ik lig kirrend te spacen op de wolken talkpoeder. Hij kijkt naar mijn moeder en zegt dat ik waarschijnlijk diarree heb. Ik kijk op en zeg mijn eerste woordje.

DiaWee!