Column: Love please

Onlangs ben ik naar de film 'Love actually' geweest. Ik moet toegeven dat ik eigenlijk de hele film heb zitten huilen. Normaal gesproken doe ik dat niet, da's iets voor vrouwen. Dus ik vroeg me af: wat is er met me aan de hand?

Als een willoos slachtoffer liet ik me door de makers van de film naar het tranendal leiden. Zonder al teveel te verklappen - er valt eerlijk gezegd ook niet zoveel te verklappen - kan ik vertellen dat de film sterk begint met een kijkje in de aankomsthal van vliegveld Heathrow in Londen. Gewone, echte mensen die elkaar om de nek vallen na korte of langere afwezigheid. Het leverde prachtige beelden op van gezichten waarop het geluk te lezen was. Oude mensen die elkaars gezicht aanraken alsof ze zich afvragen of het geen droom is. Kinderen die in het weerzien van hun ouders willen delen door een been te omhelzen.

Daar ging ik, en ik hield niet meer op.

De film vertelt enkele verhalen die over de liefde gaan, soms over the top, maar vaak raak en herkenbaar. De kracht ervan is de menselijkheid van veel karakters: niet prachtig en onfeilbaar, maar zoekend en onzeker. De hoop die de film biedt, is dat liefde gaat over ontferming. Dat die onzekerheid en dat zoeken niet iets is waarvoor je je hoeft te schamen, maar dat er respect is voor zwakte en bereidheid te vergeven. Iets wat je in het dagelijks leven, op je werk, op straat of weet ik veel waar, niet hoeft te verwachten. Gek genoeg loopt iedereen in die omgeving rond met dezelfde onzekerheden, maar gaan we er veel agressiever mee om. Zo van: 'Ik laat me de kaas niet van het brood eten.'

Dus zo kon het zijn dat ik na de film, het was de vroege voorstelling, in een Thais restaurant een Tom Yam Kai soepje zat te eten - waardoor de tranen bleven vloeien - en ik door het raam aan de overkant van de straat getuige was van een interessant schouwspel. Daar, op één hoog, waren een man en een vrouw een kerstboom aan het optuigen, met lampjes, ballen, slingers en de hele rotzooi. De geest van de film indachtig, fantaseerde ik er maar meteen violen bij en ik was er bijna van overtuigd dat de wereld gered was. Tot de man en de vrouw wel erg heftig met hun armen begonnen te zwaaien. Er was een ruzie aan het ontstaan over iets, naar later bleek het pièce de resistance van elke zichzelf respecterende kerstboom, namelijk de top. De man had een piek in zijn handen, de vrouw een rood lint. Kennelijk wilde zij een strik maken met dat rode lint in de top, hoe kom je d'r op. Het was een klassieke freudiaanse strijd tussen de fallus van die man en dat ongestelde rode lint van die vrouw. Maar strijd was het, en het eindigde onbeslist en ik was weer terug op aarde. Misschien was ik ook wel gerustgesteld, hoewel de film zo nadrukkelijk het verlangen naar dat geweldige gevoel had doen oplaaien. Love, actually, is all around, zegt Hugh Grant. Nietwaar, zeg ik. Liefde is eigenlijk best wel schaars. Net als licht, in deze donkere dagen.