Column: Zweepslagen

Van bovenaf, vanaf het familiedak, kijk ik hoe mijn gastvrouw cq kostschoolhoofd tekeer gaat tegen de dertig kinderen die bedremmeld staan te kijken. Hoofdjes lichtelijk gebogen, direct oogcontact vermijdend en de rechtervoet schuifelend op hun tenen. Dan opeens loopt ze naar boven, achter me zoekt ze in de speelgoedbak en vindt precies het juiste gereedschap om ongehoorzame kostschoolkinderen de oren te wassen; een plastic springtouw.

De kinderen, variërend van zes tot zestien, kennen het klappen van de zweep en wachten op wat gaat komen. Gelaten ondergaan ze de lange preek over schoonmaken, respect en verantwoordelijkheid, enkel afgewisseld met striemende zweepslagen op de rug. Hun kamers zullen echter binnen twee uur schoner zijn dan hun juist gewassen billetjes en de schoenen zullen als spiegels de bezwete voorhoofden laten reflecteren in de waterige Nepalese decemberzon.

Wat een romantische manier van het beschrijven van wat in onze cultuur als absoluut weerzinwekkend wordt beschouwd. Nadat de klappen van de algemene voorbijganger verboden werden en daarna de corrigerende draai om de oren van de leraar in diskrediet kwam, is het in Nederland nu al bijna een misdaad om als ouder je kind dat te geven wat het nodig heeft om nu eens eindelijk te luisteren. Gewichtige en uitgekookte opvoedkundige methoden hebben de noodzaak voor lichamelijke pedagogiek schijnbaar overbodig gemaakt, maar ik ken geen ouder of leraar wiens handen niet af en toe jeuken. Hoe verlicht, montesorisch, vrijdenkend of ethisch verantwoord je ook bent, een kind kan je af en toe gewoon het bloed onder de nagels vandaan halen.

Mijn eerste reactie was net als die van jullie. Zweepslagen? Hoe bruut en onderontwikkeld. Ik vroeg me zelfs enkele seconden af of ik niet moest ingrijpen. Maar wie ben ik om in te grijpen in een eeuwenoude traditie van het overbrengen van wijsheid en discipline. Ranjid, leraar en vriend, legt me uit dat het de enige manier is in Nepal om de kinderen wat te leren. Hij zegt nog niet letterlijk dat ze het uit liefde doen, maar het komt er wel op neer. En eigenlijk geloof ik hem meteen. Mijn gastvrouw is een aardige lieve vrouw, met wie ik al veel persoonlijke gesprekken heb gehad. Die gesprekken geven allemaal de indruk dat ze niet de tiran is die ze lijkt, nu ze met getergde blik een jongetje van tien zijn rug schramt.

Ranjid legt uit dat ze nu allemaal snel aan het werk zullen gaan maar binnen een paar dagen weer langzaam de pijn en vernedering zullen vergeten, net als de les over verantwoordelijkheid en de noodzaak van opruimen. Even denk ik dat ik de wijsneus ga uithangen en dus het onzinnige van een zich herhalende gebeurtenis ga uitleggen, maar bedenk me net op tijd dat alle wijze woorden die ik van mijn moeder ontving mijn methode van afwassen en opruimen, enkel als het echt, echt nodig is, nooit hebben veranderd. Beide methoden lijken dus niet te helpen aangezien een kind domweg geen zin heeft in al die ouderlijke verantwoordelijkheden.

Ik heb even nagedacht of ik dit gedrag nu wel of niet wil veroordelen aangezien ik ben opgegroeid met het idee dat het slaan van een kind het ergste is wat je kan doen. 'Onze maatschappij staat daarboven,' lijken wij met zijn allen te denken. Om de gedachte kracht bij te zetten geven we ter illustratie alle Telegraaf voorbeelden die we kennen; kinderen met blauwe plekken als sinaasappels, diep rood gestriemde ruggen, kinderen binnengebracht in het ziekenhuis, zeggend dat ze nu alweer van de trap zijn gevallen. Ik bekijk het nog eens in een ander licht en daarna in het volle licht van de Nepalese samenleving. Aan alles te zien is Nepal nog lang niet klaar voor de pedagogiek van het Westen, dat zou meer kwaad doen dan goed. Maar tegelijk vraag ik me af of wij daar zelf wel zo klaar voor zijn. Met alle procedures, regelgeving en bescherming zijn de kinderen vrijwel onaantastbaar geworden maar ondertussen hebben de ouders nog geen nieuwe manier gevonden om ze in toom te houden.

Wanneer ik hier over straat loop, word ik niet lastig gevallen door jeugdbendes, die vloekend en tierend voorbij lopen, oude mensen belachelijk makend. In die twee maanden dat ik hier nu midden in de stad loop heb ik nog geen vechtpartij gezien, noch er van vernomen in de lokale kranten. Ook ik maak me nu schuldig aan Telegraaf voorbeelden maar in mij heerst het gevoel dat het respect voor de zweep die van elke kant kan komen een respect voor de omliggende mensen heeft gegeven, die wij in Nederland steeds minder in de jeugd ingeprent lijken te krijgen.

Ik heb me nooit zo bezig gehouden met opvoeding, en ook niet met kinderen, dus ik wil me in het geheel niet uitlaten over de (on)juistheid van de harde hand. Andere omstandigheden verdienen een andere aanpak denk ik maar zo. Maar na de initiële schok van de zweep moet ik toegeven dat het resultaat er wel staat, zonder dat er iemand naar de eerste hulp is gedragen en zonder huilen. Na twee uur kijk ik nog eens even in de jongenskamer en bedenk me dat deze schoner is dan mijn kamer ooit is geweest. Pijnlijk eigenlijk. Ik geef mezelf een draai om de oren en ga zuchtend met stoffer en blik aan de slag.