Column: Super oorlog

Sinds een week of twee ontwaar ik een beest in mij. Een prijzenbeest. Ik blijk een regelrechte pricefighter te zijn. Had ik nooit gedacht. Als een terriër bijt ik me vast in de prijzenslag, om uiteindelijk als winnaar uit de bus te komen. Lees mijn lippen, onderstreep mijn woorden: de prijzenoorlog ga ik winnen. De smaak van victorie heb ik te pakken. En nu rijd ik in een noodvaart naar de supermarkt, om vlak voordat het weekend zijn intrede doet met zoveel mogelijk kratjes Grolsch terug naar huis te rijden. Scheelt verdomme drie euro per krat.

In de supermarkt is het rustig. Je zou er zo niet een-twee-drie aan afzien dat deze zaak in staat van oorlog verkeert. Voor een oorlog valt het alleszins mee. Toch staan de fundamenten van de supermarktvloer te schudden onder al dat prijsgeweld. Deze supermarkt vuurt sinds kort met Daisy-cutters. Beste mensen, bijzijn is meemaken.

Ik storm richting de kratten Grolsch, die torenhoog staan opgesteld in het midden van de winkel. Dat is goed nieuws: er is nog voldoende voor iedereen. Toch kan ik het niet laten om een eindsprintje in te zetten, waarmee ik de lange man met baard naast mij genadeloos versla: 1-0 voor mij! In rap tempo trek ik de kratten van de stapel. Alsof we het hier hebben over de allerlaatste druppels bier die geproduceerd zijn. Alsof het hierna voorgoed voorbij is met die goudgele fuifcilinders.

Klungelig probeer ik drie kratten te dragen. Zou vier ook nog lukken? Meer is beter. Scheelt drie euro per krat, man. Misschien moet ik even ter plekke een vriend bellen die komt helpen sjouwen. Dan kan ik zowaar acht kratten inladen. Tientallen dorstige mannen hebben zich verzameld rondom de torenhoge bierstapel. Verbaasde kinderen worden zonder pardon uit de winkelkar gezet om plaats te maken voor nog een kratje. Maar goed. Het is dan ook oorlog. Dan doe je wat er op dat moment van je gevraagd wordt.

Ik strompel met drie kratten de winkel door. Mijn oog valt op een affiche. Drie kiwi's achtentwintig eurocent. Dat is geen geld. Ik prop ze tussen de halzen van de flesjes Grolsch. Onderweg naar de kassa kieper ik er nog wat hopjesvla bij. Nooit van mijn leven geweten wat een bakje hopjesvla kost. Het kon me eerlijk gezegd geen moer schelen. Maar in tijden als deze ben je gek als je niet weet wat de hopjesvla kost in vijf verschillende supermarkten. Wil je als winnaar uit deze oorlog komen, wil je deze oorlog winnen, dan kost dat wat. Benzine, tijd, energie. Maakt niet uit. Wij schenken thuis de goedkoopste hopjesvla. Of je het nou lust of niet.

Tevreden sluit ik aan in de rij bij de kassa. De caissières zitten er nog fier bij, als je bedenkt dat ze toch al ruim twee weken prijzenidioterie achter de rug hebben. Sterke dames zijn het. Daar kun je op bouwen. De hopjesvla en de kiwi's gaan over de band, de kratten bier duw ik met mijn voet voorbij de kassa. 'Dat is dan 34 euro 65', zegt de caissière. Tevreden kijk ik naar de aangeschafte waar. We worden er nog eens rijk van, van die prijzenslag. Het zijn goede tijden.

Plotseling vliegt de caissière op, alsof ze iets vergeten is: '34 euro 65. Mag het misschien ook ietsjes minder zijn? Weet u wat, ik maak er gewoon dertig euro van. Welja. Misschien denkt u dat wij knettergek zijn geworden. En weet u wat, u heeft nog gelijk ook! Dit zijn de knetter-de-knetter-knots-gek-weken. Nieuwste actie van ons filiaal. Prijzenoorlog, weet u.' Ik schreeuw het nog net niet uit. Fantastisch! Ik hou van prijzenoorlog. Was het maar altijd zo. Kon het maar zo voor altijd blijven. Gniffelend toets ik mijn pincode in. Ik ben aan de winnende hand. Bliep. Het schermpje licht op: 'Maximum bereikt. Betaal anders.' Verdomme. Oorlog of niet, sommige dingen veranderen werkelijk nooit.