Column: Uit onderzoek blijkt

Laatst ging de bel. Zoals zo vaak deed ik ook dit keer weer de deur open. Er hadden zich drie mannen voor mijn voordeur verzameld. Het clubje vreemde lieden leek verdacht veel op een cameraploeg. Het kleine ventje met piekerig haar drukte de lens van zijn camera zowat tegen mijn neus aan. Er werd een microfoon de hal binnen gehengeld. Een slonzig figuur bladerde in zijn notitieblokje en stelde een vraag:
'Dag meneer, kent u meneer M van nr. 85?'

Beduusd staarde ik naar het gezelschap. De verslaggever herhaalde zijn vraag en behoedzaam voor het onheil dat deze tv-ploeg mogelijk bracht, formuleerde ik mijn antwoord.

'M? Ja, die ken ik enigszins. Ik kom 'm wel eens tegen. Niet vaak, hoor. Af en toe.'
'Ah, u bent een bekende van M?'
'Bekende is een groot woord. Ik ken hem. Laten we het daar ophouden.'
'Dat is volgens mij hetzelfde. Joost, inzoomen op zijn gezicht. Die ongeschoren kop kunnen we mooi gebruiken voor het sfeerbeeld van de buurt', zei hij tegen zijn cameraman.
'Mag ik misschien vragen wat er met M aan de hand is?', vroeg ik.
'Stil, we draaien even wat shotjes voor het intro. Blijf nu maar gewoon staan.'

Klungelig bleef ik in de deuropening staan, terwijl de cameraman zich concentreerde op het vereeuwigen van mijn gezicht. De geluidsman bleef onverstoord in mijn hal hengelen, alsof hij zo dadelijk een enorme karper naar boven zou halen.

'Kunnen we draaien? Loopt-ie?', vroeg de verslaggever ongeduldig. De cameraman knikte. We konden beginnen.
'Zojuist is uw buurtgenoot M opgepakt wegens drugshandel. Wat is uw allereerste reactie?'
Het drietal kwam gelijktijdig dreigend dichterbij.
'Uhh...'

Tot zover mijn eerste reactie. De verslaggever maande zijn cameraman verder in te zoemen op mijn gezicht. Ik had me nog steeds niet geschoren.
'Heeft u ooit iets aan uw criminele buurtgenoot gemerkt?', vervolgde de verslaggever.
'Nee, niet echt geloof ik.'
'Nooit gemerkt dat hij zich met vuile zaakjes bezig hield?'
'Nee, nooit geweten. Maar waar wordt hij dan precies van verdacht?'

'Hoe is het om in afgetakelde buurt als deze te wonen?', veranderde de interviewer van onderwerp.
'Nou ja, afgetakeld. Dat valt wel mee hoor, ik woon hier toch al weer...'
'Gaat u me nu vertellen dat u dit een prettige buurt vindt? Uit onderzoek blijkt dat 90% van de bewoners niet goed kan spellen, 3% rijdt zonder rijbewijs, 45% spreekt nauwelijks Nederlands, 67% neemt de karretjes van de winkel wel eens mee naar huis, 23% brommert te luid en 58% is liever lui dan moe. Kortom, hoe is het om in een probleemwijk als deze te leven?'
'Het valt allemaal wel mee, hoor. Ik woon hier prima en heb dan ook nog nooit iets vervelends meegemaakt.'

De verslaggever bladerde in zijn boekje, op zoek naar meer stigma's die in de praktijk bevestigd dienden te worden. Ik had inmiddels zin om de cameraploeg van mijn stoep af te vegen.
'Uit hetzelfde onderzoek is gebleken dat 73% van de bewoners een crimineel verleden heeft. Heeft u wel eens iets gestolen?', vroeg de verslaggever.
'Wie ik? Nee, nooit. Hoewel, vroeger heb ik wel eens iets gestolen. Niet veel, een pakje kauw...'
'Geeft niets, u kunt er ook niks aan doen dat u hier woont. Joost, hebben we die quote?', kapte de verslaggever mij af.

De kleine cameraman, en gelijktijdig met hem zijn camera, knikten. Dat stond erop. Vermoedens bevestigd. De camera werd ingepakt, de microfoon met een zucht binnengehengeld. Met een beetje knip-plak-monteer-werk was het nu zo geklaard. Vanavond zou ik op de lokale nieuwszender als crimineel te zien zijn. Mijn wijk zou voorgoed gebukt blijven gaan onder een kleverig negatief imago. Veel was daar niet meer aan te doen.

'Hé, als jullie dadelijk de wijk uitlopen, loop dan niet te dicht langs dat groepje daar. Die hebben laatst nog zomaar een paar mannen neergestoken. Oh ja, en die man daar, Berry, heeft enorm losse handjes. Uitkijken dus. Ze zeggen dat-ie een schurfthekel heeft aan journalisten. Wel thuis.'

Zo. Die zien we hier voorlopig niet meer terug.