Column: Doorbraken

Het gehucht Zultkoppe herbergt een typisch Nederlandse gemeenschap van een kleine tweeduizend zielen. Hardwerkende mensen, meest middenstanders, een handvol rijkere lieden en enkele armlastigen, waaronder Appie, de dakloze dorpsgek. Doorgaans voltrekt het leven in Zultkoppe zich in alle rust, maar de laatste tijd - niemand weet eigenlijk meer wanneer en waarom het allemaal begonnen is - is er heibel in de tent.

Een aantal gebeurtenissen heeft de gemoederen in Zultkoppe de afgelopen maanden danig verhit. Chiel Toeter, een rijke villabewoner die enkele belwinkels in de Dorpsstraat exploiteert, had een naar zijn smaak ontoereikend optreden van de veldwachter bij een inbraakpoging in zijn villa aangegrepen om de veldwachter zelf, maar ook de burgemeester en eigenlijk het hele dorp Zultkoppe van labbekakkerij te betichten. Het plaatselijke sufferdje, de Zultkopper Heraut, bood hem vervolgens gretig een podium om zijn grieven te spuien en zijn visie op een Beter Zultkoppe uit de doeken te doen. De daaropvolgende discussie, die in de als gevolg van recessie oplopende werkloosheid vruchtbare grond vond, speelde zich zowel op straat, als in Café 'D'n Zulte Klets' af en kende voor- en tegenstanders. Burgemeester Jan Pieter Nietbeminde, onooglijk maar sluw, maakte er geen woord aan vuil en leidde de aandacht af door het verkondigen van een breed en ingrijpend bezuinigingspakket. Het plaatsen van bloembakken in de Dorpsstraat, door de winkeliersvereniging bepleit ter voorkoming van niet nader omschreven ellende, moest maar een jaartje wachten.

In die ophef gebeurde het tot overmaat van ramp, dat de Trekvaarter Veendijk het 's nachts begaf. Het betekende wat je noemt een doorbraak in de discussie die Zultkoppe al enige tijd in zijn greep hield. Alles moest anders. Hoewel de materiële schade van de dijkdoorbraak beperkt bleef - slechts het naastgelegen voetbalveld kwam blank te staan - was de sociaal-maatschappelijke schade bijna niet te overzien. De brave Zultkoppers, die hun leven zo fijn op orde leken te hebben, waren geneigd Nietbeminde en zijn college de schuld te geven, maar voelden zich door de visie van Toeter ook zelf verantwoordelijk voor het bezwijken van de dijk. Toeter voelde zich gesterkt door deze ontwikkeling en deed er in een extra editie van de Zultkopper Heraut nog een schepje bovenop door de bevolking onder het motto 'het belang van doorbraken' erop te wijzen dat dit soort rampen niet als bedreiging, maar als kans moesten worden beschouwd om welvaart en welzijn in de gemeenschap naar een hoger niveau te tillen. Ook nu deed Burgemeester Nietbeminde er het zwijgen toe, gemankeerd als hij was door zijn gebrek aan sympathie in het algemeen en financiële middelen in het bijzonder. Met een schriftelijke verklaring, gespijkerd op de gesloten deur van het gemeentehuis, deelde hij mede dat ook de herstelwerkzaamheden aan de Trekvaarter Veendijk een jaartje moesten wachten.

Voetbalclub Zultkopper Boys, na een uitbundig gevierd kampioenschap dit jaar gepromoveerd naar de reserve 6e klasse zondag, was des duivels en richtte zich tot Toeter. Gezamenlijk organiseerden zij een Zure Zult Festijn, waarvoor het hele dorp werd uitgenodigd. Uit de verkoop van couverts en een loterij zou de reparatie vervolgens bekostigd kunnen worden, zo had men bedacht. Toeter voegde er voor zichzelf nog het agendapunt aan toe de bevolking verder voor zich te winnen. De spontaniteit van het initiatief en de complexiteit van de organisatie kweekten al bij voorbaat saamhorigheid onder de dorpelingen. Toen het eenmaal zover was ontstond aan de voet van de dijk, waar lange tafels waren opgesteld, bij het licht van enkele honderden olielampen een sfeer van vurige harmonie onder de massaal opgekomen bevolking. Er werd gedronken en gezongen, en velen waren benieuwd of ook Nietbeminde acte de présence zou geven. Maar hij kwam niet. Teleurgesteld besloot het organisatiecomité vervolgens maar aan tafel te gaan om zich te spijzen met de door slagerij Houwaert voor een zacht prijsje beschikbaar gestelde Zure Zult. Wat de dorpelingen niet wisten, is dat Houwaert - middenstander als hij is - Appie als tijdelijke kracht had ingehuurd ter bereiding van de Zult, om de kosten te drukken. En wat Houwaert weer niet wist, is dat Appie niet voor niets een dakloze dorpsgek was. Die had het winkelend publiek in de Dorpsstraat inmiddels zo vaak Nietbeminde voor varkenskop horen uitschelden, dat hij voor het bereiden van die enorme hoeveelheid Zure Zult meende te kunnen volstaan met het slachten van de burgervader. Hetgeen hij als gevolg van een door bezuinigingen gekwelde en dus tekortschietende geestelijke gezondheidszorg diezelfde middag dan ook gedaan had.

Onwetend van dit alles liep het water de dorpelingen inmiddels in de mond bij het zien van het zich als obers presenterende bestuur van de voetbalclub, dat met opgeschepte borden in de handen inmiddels het publiek gezag aan het uitserveren was. Ook nu brak zijn gebrek aan smaak Nietbeminde op. Het duurde niet lang of de eerste dorpelingen stonden kotsend aan de dijk. Niemand ontkwam aan deze kwelling en hoewel in eerste instantie vol afschuw, zagen de dorpelingen al snel tot hun vreugde hoe de maaginhoud van al die mensen het gat in de dijk adequaat leek te herstellen. Ook Toeter ontging het verrassende neveneffect van de collectieve misselijkheid niet. Inmiddels waren de eerste slachtoffers zich een tweede keer aan het opscheppen om zich vervolgens weer naar de dijk te spoeden. De dijk werd uiteindelijk voorbeeldig gedicht en Toeter greep de macht. De bevolking had het publiek gezag uitgekotst en zich laten overtuigen van het belang van doorbraken.