Column: Ghost of a lost future

Ik hou van je, heb ik je dat ooit verteld? Gewoon op een stille zondagmiddag waar het leven om ons heen even stil te lijkt te staan. Waarop je stilletjes achter je computer zit en drie klikken van alles verwijderd bent? Wie ik ben? Ik ben wie jij hoopt dat je bent. Ik ben je diepste verlangen en je grootste geheim. Ik ben dat wat je angstvallig wegstopt. Ik ben degene die jij zou wezen als je je hart volgt en doet wat het je inspreekt. Ik ben de geest van de toekomst.

Laat me je meenemen in de tijd, dertig jaar verder van hier. Zie je dat huis met die twee vazen voor het raam en dat lieflijke tuintje inclusief kaboutertje? Toe maar, ga er maar heen en kijk naar binnen. Zie je wat ik zie? Ook hier is het zondagmiddag, een uurtje of drie. Ja kijk maar goed, jij bent het die daar zit met gebogen hoofd aan de tafel. Dat is je vrouw die daar staat. God, wat is ze lelijk geworden vind je ook niet? Jarenlang heb je het niet begrepen, hoe iemand zo kon veranderen nadat jullie getrouwd waren, totdat je erachter kwam dat het een spiegel was van je eigen gevoel. Want je wilde nog helemaal niet trouwen, je wilde spelen met je leven, de wereld ontdekken, echter je was te bang om alleen achter te blijven. Iedereen om je heen leek zo gelukkig met zijn tweeën en je voelde je niet lekker als jij weer als enige alleen naar huis reed. Toen kwam je haar tegen, lief, zorgzaam en een perfecte partner om dat knagende alleen zijn gevoel het zwijgen op te leggen. En al snel legde je je leven in haar hand. Dromen die je ooit alleen had, werden dromen met zijn tweeën, en die dromen werden nachtmerries toen bleek dat je ze met haar nooit zou beleven. Maar je bleef bij haar, hopend op betere tijden, bang voor een onzekere toekomst alleen. En nu zit je daar, met gebogen hoofd en bloeddoorlopen ogen. Zij durft het nu wel.

Pssttt, hier, hier beneden. Recht voor je voeten. Zie je me? Ik ben het, je verleden, die je zo graag wegstopt vanwege de narigheid die ik meebreng. Ik wil hier net zo min zijn als jij, maar ik moet je wel blijven achtervolgen omdat je nooit iets van me leert. Weet je nog, die dagen dat je met alles bezig was, maar nooit met jezelf? Je was een meeloper, bepaalde je toekomst met de goedkeuring van anderen. Je dronk bier omdat anderen dat deden, rookte om stoer te zijn, ging studeren omdat dat van je verwacht werd en neukte wijven om punten te scoren. En heel langzaam merkte je dat anderen veranderden. Keuzes maakten die niets meer met jou van doen hadden. Je omgeving was niet meer één geheel maar bestond uit individuen, erger nog, jij was het ook. En in die dagen stond je heel alleen naar buiten te staren, niet wetend wat te doen. Langzaam echter kwamen er dromen, ideeën en fantasieën. De wereld lag open, er was geen groep, er was geen controle, er was enkel jij. En wat was je bang, je was niet gewend om je eigen dromen te bekijken en goed te keuren. Verantwoordelijkheid was wel het laatste wat je durfde te nemen over je eigen leven. En toen kwam zij. Lief, mooi, begrijpend. In haar vond je dat waar je vroeger een hele troep voor nodig had. Een gigantische doofpot voor je eigen dromen.

Ik haat je, werkelijk uit het diepst van mijn hart. Je bent een lafaard, een doetje, een minkukel die niet op eigen benen kan staan. Wat doe je hier? Ik geef je nog één kans, om een duik te nemen in het leven. Om je onder te dompelen in alle facetten ervan. Jij bange bange klootzak die zo twijfelt. Jij bent bang voor de pijn, de onzekerheid en het onbekende. Niet kunnen leven zonder haar, je vrienden?
Laat mij je vertellen dat wanneer je nu niet voor je eigen dromen kiest, mensen niet meer kunnen leven met jou. Mensen die niet voor zichzelf durven kiezen, niet najagen wat van hen is, worden klagers. Ontevredenen die alles overkomt maar zelf nooit wat hebben gedaan. Campinghoeren met sleurhutten, verplichte verjaardagsbezoekers, kantoorklerken-die-stiekem-een-kwartiertje-eerder-naar-huis-gaan-als-de-baas-er-niet-is, volkstuinschoffelaars, kuilen gravende Duitsers, barbequende-bierbuiken-met-de-rest-van-hun-rijtjeshuisjesbuurt, Opel-astra-rijders, eigen-huis-en- tuin-kijkers, Lotto kopers, tot-over-je-oren-in-de- hypotheek-zitters, ik-mag-een-avondje-weg-van-mijn-vrouw-zatlappen.

Ja tuurlijk, toe maar, stop me maar weg, loop maar in haar veilige armen, maar je weet dat ik aan je zal knagen. 's Nachts voordat je gaat slapen woel ik met je mee. Ik ben geen droom, ik ben niet eens een geest, ik ben de bittere realiteit van het nu die je nog eenmaal tot de orde probeert te roepen. Dit is je laatste kans, stap eruit en leef zoals het bedoeld is.

Bas? Tot de dood jullie scheidt?

O, euhm, ja ik wil...