Column: Auto te koop

'Kijk, hij heeft ook een reservewiel.'
Trots toont John uit Maarssen de ingeklemde reserveband aan de onderkant van de auto, als ware het een pronkstuk uit de porseleinkast van zijn bejaarde moeder. Een heuse achterband, dit moet een bijzondere auto zijn. En dat voor die prijs, alleen een dief van zijn eigen portemonnee kan een dergelijk aanbod nog weigeren. 'Inderdaad, John, een mooie reserveband. Keurig onderhouden, dat zie je zo.'

Het mag een wonder heten dat die band nog vast hangt, zo verroest als de ijzeren klemmen zijn. Voordat ik goed en wel de rest van de doorgeroeste onderkant van de Ford Fiësta in beeld kan krijgen, trekt John me discreet aan mijn t-shirt onder de auto vandaan.

'Kijk, een zonnedakje! Is dat nou niet mooi? Zie je jezelf hier toch eens in rijden in Zuid-Frankrijk. Mooie meid naast je. Heb je een mooie meid? Ja? Nou, dan ben jij straks helemaal de man.'

Ingenomen leunt John tegen de knalrode Fiësta, armen over elkaar. Zijn vette t-shirt staat strakgespannen om zijn bolle buik. Aan zijn snor bungelt nog een vergeten stukje tabak, dat eens in een shagje moet hebben gezeten. Een kloeke kerel, die John. De mannen uit de Van Nelle reclames kunnen er een puntje aan zuigen.

John uit Maarssen. Verkoper van een rode Ford Fiësta, die ergens in de zomer van 1989 uit de fabriek moet hebben gereden. 'Een prima auto, voor weinig geld', zo luidt de wervende slogan die John aan dit voertuig heeft meegegeven. 'Motorisch perfect. Altijd goed onderhouden. Paar hele kleine deukjes en plekjes maar verder nog in perfecte staat. APK tot februari 2004, weg wegens koop van diesel auto. Slechts 79.585 km. gelopen.'

Kleine deukjes pakken altijd groter uit, 'kleine plekjes' zijn roestplekken zo groot als rijksdaalders, motorisch perfect betekent dat de motor bij de huidige eigenaar echt nóóit zo'n raar geluidje maakte en prima onderhouden betekent dat ergens, een kilometer of twintigduizend geleden, iemand de olie heeft ververst. Het is maar dat je het weet, als je via internet een auto koopt.

John is nou ook niet bepaald wat je zegt het oude vrouwtje, dat haar auto al die jaren ongerept in de schuur heeft laten staan. Dat die 79.585 gelopen kilometers dus met zes moet worden vermenigvuldigd, spreekt voor zich. Eigenlijk had ik meteen rechtsomkeert moeten maken. Maar vierhonderd euro is niet veel geld. Ik besluit het nog even aan te kijken.

'Zeg, wat dacht je ervan als we eens een ritje maken?', vraag ik.
'Dat moet je zelf weten, kerel, maar die auto is onverzekerd. Jouw risico, vriend.'

Een tweedehands auto kopen is altijd een aaneenschakeling van zeepbellen die omstebeurt in je gezicht ontploffen. De ene wat groter dan de ander. Het is als het menu dat je bestelt in de shoarmatent: op het plaatje ziet het er altijd beter uit dan in het echt.

Ik vraag John de motor te starten, zodat ik even onder de motorkap kan kijken. Ik weet eigenlijk nooit zo goed waar ik naar moet kijken als ik boven een motorkap hang. Ik neus maar wat rond tussen het motorblok, trek eens aan een slang. Vraag of de distributieriem is vervangen, hoewel ik geen flauw idee heb wat dat ding doet. Dat-ie af en toe vervangen moet worden, dat weet ik dan weer wel.

De motor van de Fiësta pruttelt in stationaire toestand. John staat half in het portier en geeft duchtig gas.
'Effe opwarmen, hij heeft een paar weken stil gestaan.'

Zodra zijn voet van het gaspedaal afgaat dreigt de motor af te slaan. Het motorblok schudt voor mijn ogen. John blijft gas geven.
'Hij heeft APK tot februari 2007', schreeuwt hij boven de loeiende motor uit.
'2007? Dat kan volgens mij niet, John.'
'Zei ik 2007? Ik bedoel natuurlijk 2004.'
John buldert. Geintje. Grapje, dat van die 2007. Dat weet je toch wel, is toch lachen? Geinig, toch?

Nu is het mooi geweest. Ik sommeer John het gas meteen los te laten. De Fiësta sputtert en slaat af.

'John, luister, dit wordt niks. Ik merkte vanaf het begin af dan het niks zou worden tussen die auto en mij. Het is niks persoonlijks, maar ik koop 'm niet.'

John fronst zijn kolossale wenkbrauwen. Hij is verbolgen. Dat kan ik toch niet menen. Niemand, maar dan ook écht niemand is hier ooit weggegaan zonder iets te kopen. Hij sleurt me acuut zijn huis binnen. Wat ik dacht van een mooi Nike t-shirt? Nee, niks? Trainingsjackje misschien? Of diepvriesproducten? Gouden horloge dan?

Even later fiets ik naar huis. Onder mijn arm een doos frikadellen. Ik wist het vanmorgen toen ik van huis vertrok, ik laat me overal in lullen. Een doos frikadellen. Het is beter dan een afgetrapte Fiësta, maar toch. Ik weet het nu zeker: je kunt echt niemand vertrouwen.