Column: De Tour in de bol

Het is lekker weer. Prima zelfs. Van dat weer dat je praat met vrolijke vogels en naar het strand gaat om de zee in te hollen. Dat je zomaar gaat wandelen en vervelende liedjes fluit. Vlinders vangen, bijen beloeren, in je blote reet door de tuin banjeren...het kan allemaal in juli. En sinds de start van de Tour de France is het de fanatieke zonaanbidder vast niet ontgaan dat we ook dit jaar weer volop getrakteerd worden op de amateurwielrenner. De tour is in onze bol geslagen.

Vol overgave fietsen ze voorbij. Van Muiderberg tot Weesp, van Baalhoek tot Hengstdijk, van Susteren tot Geleen. Overal rijden onze wielervrienden zich de longen uit het lijf. Voor wie? Voor helemaal niemand. Soms alleen, soms in een groep. Met oogverblinde roze truitjes denderen ze langs de gepijnigde ogen van de toevallige voorbijganger. Neon groene broekjes knellen de balzak af en blitse plastieken zonnebrillen worden op wonderlijke wijze gecombineerd met de minst voor de hand liggende kleur zweetband.

En zo rijden ze voorbij. Misschien wel voor een persoonlijk record. Misschien zijn ze wel Fausto Coppi, of Eddy Mercx. Het hobbelige fietspad van Sint Annaparochie is voor heel even de hel van de de Mont-Ventoux. Zijn ze Anquetil, Indurain of Zoetemelk? De dramatique van de Franse martelkoersen vindt plaats langs Hollandse vlakke polders. Voor de voorbijganger zijn deze renners slechts décor, maar zij zelf wanen zich de eenzame klimmer. De bikkelaar, de vechter, de winnaar.

De mannen slepen zich door de kilometers heen met de bezielende woorden van Mart Smeets in het achterhoofd. De gezichten staan op pijn, de benen op springen. Af en toe kijken ze angstig over hun schouder om te kijken of hun voorsprong nog niet wordt ingelopen. Wielertrekjes. Mocht de renner over zijn schouder plots een andere fietser zien, dan zal hij zijn kont omhoog gooien en op zijn trappers gaan staan. Met een korte spurt zal hij zijn koppositie weer hebben veilig gesteld. Een winnaar wordt nooit ingehaald.

In de renner schuilt het kind van vroeger. Het kind dat de droom koesterde om te winnen. Hij is als een man van vijfenveertig die niet wil stoppen met voetballen, omdat hij nog geen kampioen is geworden. Op de fiets is hij de man die vroeger als klein jongetje naar school toe snelde en met beide armen in de lucht juichend het schoolplein op reed. Hij was de renner die hij de vorige dag zag winnen op televisie. Bloed, zweet en tranen in ruil voor trots, heldendom en onuitputtelijke waardering. En nog altijd is de man op zoek naar dat gevoel. Pijn in de benen, de grens bereiken en verleggen. En dan heeft hij wederom gewonnen.

Mocht u vanaf uw badlaken, strandstoel, of vanuit uw broeierige auto nou pardoes zo'n man tegenkomen, vraag u dan niet langer af wat hem bezielt. Hij is historie aan het schrijven. Voorovergebogen over het stuur is hij de Tour aan het winnen. Mart Smeets zingt hem lof toe in zijn hoofd, terwijl hij ergens in de verte een imaginaire finishlijn zal verwachten. Je ziet het niet, maar hij ligt er wel. En als je Hollandse nuchterheid elke vorm van begrip stuk heeft getrapt, wees dan gerust; over ruim een week zit het er weer op.