De stukjesschrijver

Wie is nou eigenlijk de stukjesschrijver? Een stukjesschrijver is per definitie een geniepig mannetje. Of een geniepig vrouwtje. Hij observeert. De ganse dag speurt hij zijn omgeving af op inspiratie. Het liefst doet de stukjesschrijver de hele dag niks. Een beetje door de stad heen banjeren, her en der een buurtje maken. Constant houdt hij zijn oren gespitst. Niets ontgaat aan het meedogenloze observatievermogen van de columnist.

Hij bladert wat door de krant, kijkt eens naar het journaal, zapt wat rond. Plotseling windt hij zich op! "Wel godgloeiende godver, dit is toch volslagen van de pot gerukt?" De stukjesschrijver heeft zijn stuk. Nu hoeft hij er alleen nog maar een hilarisch verhaal van te maken.

Een voorbeeld. Op een dag stormt het heel hard. Daardoor laat de NS 8% minder treinen rijden. Dat komt door de vele gevallen bladeren op de rails, die maken het materiaal stuk. A me hoela, denkt de cynische stukjesschrijver en hij welt op. "Nooit geweten dat treinen stuk gaan van blaadjes. Vreemd toch, het is 2002, de mens kan vliegen, overal bellen, zelfs op de Noordpool, computers kunnen de was doen, maar treinen kunnen niet rijden vanwege blaadjes! Het is een heftige herfst zullen we maar zeggen".

De omgeving van de columnist weet wie hij is. Ze vertrouwen hem meestal voor geen meter. Ze weten dat ze altijd op het randje lopen van een stukje. Laatst nam deze stukjesschrijver deel aan een vrijgezellen feestje. De scherpe stukjesschrijver laat dit soort dingen volledig over zich heenkomen. Een vrijgezellenfeest, daar zit een stukje in! De vrijgezel, verkleedt als lul (beige pakje, bovenop zijn hoofd een met schuim in elkaar geknutselde eikel en twee ballen aan zijn schoenen) wendde zich lallend tot mij: "Hier ga jij zeker (burp) weer een stukje van maken, hè? Doe me een lol, laat het mij (hips) het eerst even lezen, wil je?". Helaas, vrijgezel, de stukjesschrijver is meedogenloos.

De meeste stukjesschrijvers kunnen er niet van rondkomen. Hij vermomt zich daarom als accountant, journalist, politieagent, kermisklant of advocaat. Eigenlijk is iedere baan geschikt voor de stukjesschrijver, er gaat overal zoveel mis, er lopen altijd wel wat idioten rond en op elke werkplek is wel iets kneuterigs te vinden. Inspiratie ligt op straat, zegt de stukjesschrijver vaak, je hoeft het alleen maar even op te rapen.

In een overvolle metro zat ik onlangs tegenover een jongen. Stekelig donker haar, hippe schoenen. Het was druk. Uit het niets pakte hij zijn opschrijfboekje uit zijn jaszak en begon te pennen. Af en toe keek hij op uit zijn boekje. Had ik misschien een opvallend grote pukkel op mijn neus, stonden mijn haren recht overeind of had ik een grote vlek in mijn broek? Toen ik uitstapte zag ik dat achter mijn stoel een man stond met een groot bord om zijn nek: "Jesus loves you".

Je herkent de stukjesschrijver bijna niet. Zelfs stukjesschrijvers herkennen elkaar niet. Toch onderscheidt de columnist zich altijd met één ding: zijn opschrijfboekje. Hij heeft 'm altijd bij zich, zelfs al bezoekt hij de wc. De ene stukjesschrijver zweert bij lijntjespapier, de ander vindt dit beklemmend werken. Hoe dan ook, het opschrijfboekje is heilig.

Dus de volgende keer dat je tegenover iemand zit die wat in een opschrijfboekje zit te fröbelen, dan weet je het: je bent het onderwerp van een column. Bij deze: je bent gewaarschuwd!