Audrey's Column

Spreek je nooit uit over politiek.
Tenslotte doet de regering dat ook niet.


Ik denk dat het 13 september is als het meisje van de redactie met een ernstig gezicht de trap van het huis op komt lopen.
"Ik heb een mededeling voor jullie."
Aan haar gezicht zie ik dat het ernstig is. Ik vraag me af of John de Mol soms dood is, of iemand anders die belangrijk is voor dit project. (Een van de eerste tekenen dat het brainwashen begint aan te slaan is dat ik inmiddels zelf ook 'project' denk terwijl ik eigenlijk 'tv programma waarin alles geoorloofd is om te scoren' bedoel. En dat ik al dagen niet weet wat voor datum het is, terwijl ik elke ochtend minstens een half uur lig te bedenken hoe vaak ik nu al heb geslapen sinds acht september. Waar ben ik in vredesnaam aan begonnen?). Shit, misschien is een van onze familieleden wel overleden. O nee, dan had ze diegene wel apart geroepen.

Ze stottert als ze het nieuws vertelt. Onsamenhangend legt ze uit wat er is gebeurd. Ze heeft geen Nederlandse kranten, alleen Engelse. Ze geeft ze aan mij, vraagt of ik wil vertalen. Ik begin te vertalen, maar mijn mond kan niet bijhouden wat mijn ogen lezen. In mijn hoofd leg ik de verbanden. World Trade Centre- economisch hart. Pentagon- strategisch hart. Witte Huis- politiek hart. Camp David- de plaats waar de vredesbesprekingen waren.

Ik vergeet te praten. Voordat ik wegging, voordat ik me liet opsluiten in de jacht op weet ik veel wat, toen was het al raak. Dit heeft natuurlijk met het Israëlische conflict te maken, dit moet uit Arabische hoek komen, dit is een grote fuck you naar ons, naar de wereld, naar alles wat we geloven over veiligheid en verantwoordelijkheid en een wereld waarin alles gaat zoals het hoort.

Ik denk aan de dag dat ik in Israël een bomaanslag meemaakte. Aan hoe ik verstijfd stond te kijken en alleen maar kon denken dat het niet echt was, omdat het er in films altijd heel anders uitziet. En dat ik ook nu weer het gevoel heb dat deze foto's niet echt zijn. Op de foto's van mijn broertje ziet het World Trade Centre er heel anders uit. Zou mijn broertje niet naar New York gaan deze week?
Terwijl de gedachten als een tornado door mijn hoofd razen vraagt één van de anderen wat het Pentagon is.
"Sorry hoor, maar daar heb ik nog nooit van gehoord."
Ze zegt het op een toon alsof het dan ook nooit belangrijk kan zijn.
Ineens voel ik me misselijk. Ik wil huilen en mijn moeder bellen en mijn vader en mijn broertje en CNN zien en proberen te begrijpen in wat voor wereld ik in godsnaam leef. In plaats daarvan doe ik mee aan iets stompzinnigs, zit ik opgesloten in een huis met mensen die niet weten wat het Pentagon is en ben ik een van hooguit honderd mensen op de wereld die dit pas twee dagen later te horen krijgen. Wat ben ik toch een walgelijk mens. Oppervlakkig en egocentrisch en bezig met iets wat nergens op slaat.
Ik wil naar huis.

Ik probeer uit te leggen hoe ik me voel. Terwijl ik praat word ik steeds verdrietiger, hysterisch bijna en terwijl mijn stem overslaat als ik wil schreeuwen dat dit ook onze verantwoordelijkheid is, dat dit niet zomaar kan, dat het geen zin heeft om te leven in een wereld waarin je buigt voor terrorisme en waarin je je neerlegt bij dit soort dingen en dat ik me afvraag of er in godsnaam wel een god bestaat, hoor ik iemand zeggen dat ik me wel heel erg aanstel.
"Ik hoop niet dat dit betekent dat het programma nu niet meer doorgaat."

Niets zo ontnuchterend als een wannabe's kijk op de wereld.