Uitgaan; mijn morele plicht

Ik ben geen fanatieke uitgaander. Ik weet zelfs zo weinig van dit gebeuren, dat ik niet eens weet of het woord "uitgaander" wel bestaat. Maar wat ik dus bedoel te zeggen; ik ga niet vaak uit. Maar in het kader van de sociale contacten bevind ik me toch nog redelijk vaak in het café, voor een saaie lul als ik dan. Meestal komt er vanzelf iemand langshobbelen om eens te informeren waar ik al die tijd toch blijf. Dat vind ik vreemd, want als er iemand is die geen bijdrage levert aan de amusementswaarde... Maar ik zal niet teleurstellen, dus trek ik de stoute dansschoenen aan en baan ik mij een weg door massa's van zingende debielen, kotsende meelopers en bijgeplamuurde meisjes van 14 die minder kleren aan hebben dan hun eigen moeder, die nietsvermoedend in bed ligt te slapen.

Als ik de eerste straat uit ben gelopen betrap ik me al op de vraag "wat doe ik hier eigenlijk?" Ik heb echt het gevoel dat ik met mijn aanwezigheid het gemiddelde IQ, dat op straat rondloopt, verdubbel. En mijn IQ is al niet bijster hoog. Het liefst zou ik omkeren en naar huis gaan, maar beloofd is beloofd. Ik steek over richting het café (en tevens dancing) en langs mij lopen een stel jongeren. Ze komen net het cafe uit en, ondanks dat er buiten geen muziek wordt gedraaid, schreeuwen ze nog net zo hard als toen ze binnen waren. "De Duitsers gaan steeds beter Nederlands praten" denk ik nog. Ik geef een vriendelijke knikje naar de Portier, die de hele nacht minderjarigen en Marokkanen weg probeert te jagen. Hij knikt terug, wat een liefdevol gebaar.

Ik loop naar binnen en wordt opgeschrikt door een menigte van jewelste. Voordat ik mijzelf kan omdraaien om weer naar buiten te lopen, komen er al weer nieuwe mensen naar binnen. Conclusie: ik sta ingesloten. Bij gebrek aan een breed lichaam, gooi ik al mijn beleefdheid in de strijd en vraag iedereen één voor één of ik er langs mag. Dat werkt dus niet. Dan toch maar een beetje wringen en duwen, met af en toe een een vriendelijke hand op de schouder in combinatie met een glimlach, die zo ongemeend is dat het bijna eng wordt. Ik heb dan ook nog de pech dat mijn vrienden een onverklaarbare liefde voor tafelvoetbal hebben (waarschijnlijk omdat zij het wel kunnen en ik niet) en dat die tafel helemaal achterin het cafe staat. Als er eenmaal wat vaart in mijn expeditie komt, willen al mijn aanhangers mij nog even een handje schudden en voordat ik iedereen langs ben geweest, heeft iedereen die ik zonet nog vol trots voorbij worstelde, mij alweer ingehaald. Een flinke tijd later kom ik aan bij de tafelvoetbaltafel en ik hang mijn jas op. "Hoi jongens!"....."Mannen!"..."Heeej gasten!".....ze horen me niet. Dus sla ik er eentje keihard op zijn rug. Gelukkig! Ik heb de aandacht (en hij een hoestbui) en geef heel de tafel een handje. Ondertussen heb ik flinke dorst gekregen van mijn wandeling, dat een koud biertje er wel ingaat. Maar ik zit weer ingesloten. Ik probeer mij aan alle kanten door de massa te wurmen en na een ernstige uitdroging en drie hernia's gooi ik mezelf half over de bar heen. Gelukkig ken ik de barman, dus ik krijg een extra vlotte behandeling, al zou het ook kunnen komen door mijn paars aangelopen hoofd. Ik krijg een biertje, ik betaal, doe of ik plezier heb en loop weer weg. Dat was de bedoeling tenminste. Dat laatste schiet er nog eventjes bij in. Ik zit wederom klem, maar ditmaal kan ik heerlijk leunen tegen de bar, met een koud biertje in de hand. Helaas begon de kwelling toen pas echt op gang te komen, omdat er blijkbaar meer mensen zin hadden in zo'n schuimend glas als ik had. En ze kwamen allemaal richting mijn plaatsje aan de bar. En ik kon dus niet weg. Met een paar indrukwekkende sprongen wist ik van de verdrukkingsdood te ontkomen en stond een paar seconden later weer schaapachtig mee te kijken naar een uiterst fascinerend spelletje tafelvoetbal.

Na een tijd kwam het moment waar ik al de hele avond op gewacht had. Een grote groep mensen vertrok richting discotheek, om daar verder te feesten. Voor het eerst deze nacht was er ruimte gerealiseerd en we verplaatsten ons richting dansvloer. Het is dus ook de bedoeling dat je dan ook daadwerkelijk gaat dansen. Ik kan best wel dansen...mentaal dan. Ik hoef geen grote barriere te bevechten. Van het dansen op zich kan ik, om mezelf niet teveel te kwetsen, geen ene flikker. Maar iets weerhield mij om mijn lichaam in beweging te brengen. Het was de muziek. In het café heerst namelijk een ernstig hoge apres ski-factor. Ik stond nu dus op een dansvloer, met allemaal hossende en stampende plezierdieren. Nederlandstalige klassiekers in verhoogd tempo. Verschrikkelijk! En die mensen stonden dus na een tijd te dansen op, en dat is geen grapje, Hans de Booij met beat-ondersteuning. En ik verlangde zo enorm sterk naar een spelletje tafelvoetbal. Maar het dak ging eraf door Hans de Booij. En toen kwam Hazes en Alberts en Danny de Muck en Ben Cramer en iedereen zong luidkeels mee. Soms kwam er even wat rock 'n roll voorbij, maar dat was dan ook niet langer dan een halve minuut.

Toch doe ik altijd maar weer mee als een pak halfvolle melk. Wat is er eigenlijk zo erg aan voor lul staan, als iedereen dat doet? Ik ben de verkeerde persoon, met de verkeerde interesses, op de verkeerde plaats, met hele foute muziek. Maar toch ben ik eventjes één van hen. Een moment dat ik de ochtend erop snel verban naar de zwarte bladzijden uit mijn nog prille leven.

Het is allemaal niet aan mij besteed. Geen polonaise tot de barman je naar huis stuurt, geen wedstrijdje drinken en geen meezingers tot de keel het begeeft. Alleen mijn vrienden zijn de reden dat ik mij nog geregeld tot sluitingstijd tussen dit vrolijk genootschap bevind. Sluitingstijd....het klinkt me als muziek in de oren. Goede muziek dan.

En bij diezelfde sluitingstijd loop ik voldaan het café uit. Mijn morele plicht zit er weer op voor een tijdje. Dan komt er een jongen naar me toe en zegt "Dit is Annabel, ze moet nog naar het station" "Daar hangt een plattegrond, veel succes" zeg ik en loop naar huis.