Medron.


Het geroezemoes in het café zakt langzaam weg. Het schilderij wat voor mij aan de muur hangt neemt mijn concentratie volledig tot zich. Het is een schilderij van een landschap bij nacht. De maan staat helder aan de hemel, de sterren begeleiden hem in zijn schijnsel. In de verte, aan de horizon, een stadje, gelegen in een dal.

Het lijkt alsof het schilderij wil dat ik binnentreed in haar wereld. Ik laat mij verleiden door de wonderbaarlijke schoonheid van het schilderij. Naarmate ik er langer naar staar komt het meer tot leven. De maan begint helderder te stralen, de sterren komen in grote getale aan de geschilderde hemel te staan. Ook het stadje in het dal lijkt tot leven te komen.
Ik betreed de stad langzaam, de hoofdstraat is nauw en niet meer van deze tijd, ik voel mij een beetje als een ongenode gast in een wereld waar de mensen niet vragen hoe je heet, maar juist je vragen te vertellen uit welk schilderij jij komt.

“Welkom in Medron,” knikt een oudere bebaarde man mij toe. “Hallo,” groet ik terug. “Kom je hier voor genot of voor je eigen?” vraagt hij mij. “Ik kom hier vanuit een hectiek die in schril contrast staat met uw stad,” antwoord ik. “Maar dat is geen antwoord op mijn vraag,” glimlacht de oude man mij toe. “U hebt gelijk, ik heb geen directe reden waarom ik hier ben, laat ik het zo stellen ik ben hier beland.” De man neemt mij goed in zich op en zegt: “ahha, een zwerver.” Ik kijk een beetje verbaasd en vraag mij af wat deze oude man hiermee bedoelt. “Als u het zo wilt noemen vind ik dat goed.” “Zal ik je het mooiste plekje van Medron laten zien?” vraagt de oude man aan mij. “Graag,” antwoord ik. De oude man gaat mij voor.

Al snel bemerk ik dat het stadje bestaat uit de meest vreemdsoortige mensen. Maar allemaal hebben ze een lach op hun gezicht. We lopen langs een gebouw wat aan de buitenkant versierd is met allerlei ogen. “Dat daar is het huis van de visionair” beantwoordt de oude man voordat ik mijn vraag kon stellen. “De visionair?” vraag ik “Wie of wat is dat?” “De visionair dat ben ik” antwoordt de oude man. “En dat is dus mijn huis, ik ben degene die Ziet, kijkt en verder ziet. Ik zie voorbij grenzen zoals die ervaren worden buiten Medron. Kom maar mee, ik zal je het laten zien.” We nemen een afslag een nauw straatje in. De straat loopt enigszins omhoog. Na een korte wandeling bereiken we de rand van het stadje. Ik stop even om op adem te komen en draai mij om, ik kijk in de richting van Medron, het stadje wat we net verlaten hebben. Het lijkt wel alsof het veranderd is, alsof de lichten zijn gedoofd, en de mensen zijn vertrokken. Terwijl ik er net met de oude man doorheen liep leek het te leven en leken de mensen in hun huis ons nog te begroeten. Het lijkt alsof de tijd sneller is gegaan dan die van mij.

“Kom je?” vraagt de oude man. “Ik kom, maar wil graag even op adem komen.” De oude man lacht hartelijk. “Ben je nu al moe?” vraagt hij. “Moe is een groot woord.” “Kom op, we gaan weer. Zie je die boom daar bovenop de heuvel?” Hij wijst naar de top van de heuvel waar de weg naar toe lijkt te gaan. De boom staat op de top van de heuvel en ziet er indrukwekkend groot uit. “Ik zie hem,” antwoord ik. Ik volg de oude man weer in onze wandeling naar de top. Eenmaal aangekomen op de top van de heuvel stoppen we bij de boom. “We zijn er,” glimlacht de oude man. Hij gaat met zijn rug tegen de boom zitten en nodigt mij uit naast hem plaats te nemen. Het uitzicht is geweldig, Medron ligt er mooi bij in de vallei, omgeven door heuvels. De maan staat recht voor ons aan de hemel.
Een wolk neemt langzaam het zicht weg en de maan gaat achter deze wolk schuil. “Let op,” zegt de oude man. ‘Waarop’, wil ik vragen, maar dat is niet meer nodig. De sterren aan de hemel beginnen feller te schijnen en vormen met z’n allen een deur. “Wauw, het is……hoe……,”stamel ik. “Dat wat je ziet is Medron, de deur. Het is het begin en het einde van onze wereld. Je kunt hem binnengaan, en het zal je brengen waar je van droomt en verder. Het gebouw wat je zonet zag, mijn huis, dat is het echte begin van Medron.”

De oude man staat op en brengt zijn armen richting de hemel en de deur van sterren. Langzaam laat hij zijn hoofd zakken en de sterrendeur aan de hemel spat uiteen. De sterrendeur maakt weer plaats voor de maan. “Ga je mee naar mijn huis?” vraagt de oude man. Ik ben nog steeds onder de indruk van het schouwspel en ga graag in op zijn verzoek, benieuwd wat deze wonderbaarlijke man mij nog meer zal laten zien.

Eenmaal aangekomen bij het met ogen versierde gebouw laat de oude man mij binnen. Binnen is het donker en enigszins verlicht met kaarsen. “Kijk, dit is het begin,” zegt de oude man, wijzend naar een schilderij wat mij erg bekend voorkomt. “Alles begint en eindigt op één punt, het pad daar naartoe bepaal jezelf geleid door dromen. Niets is echt, niets is zoals het lijkt alleen jouw wereld telt voor jouw.

“Nog een pilsje?” Ik schrik wakker, het geroezemoes van het café dringt weer tot mij door. “Zo, jij kom van ver, was je aan het dagdromen?” vraagt de barkeepster. “Nee, ik was niet aan het dagdromen, ik was daar,” zeg ik wijzend naar het schilderij aan de muur. “Ja, geef mij nog maar een pilsje, en mag ik je wat vragen?” “Jazeker, wat is er?” antwoordt de barkeepster. “Hoe heet dat schilderij aan de wand?” “Dát schilderij heet Medron.”

tdw