Vlinder van Liefde.


Ik lig in het park, zoals ik elke dag doe. Het park is vandaag opmerkelijk helder. De bomen lijken mooier dan voorgaande dagen. De mensen lachen meer, en de wind waait zwoeler. Het kan ook aan mij liggen maar het lijkt alsof het gevoel zich onder de mensen in het park voortbeweegt. Ik ga liggen aan één van de vijvers. Ik steun op mijn ellebogen en kijk relaxed om mij heen. Een vlinder komt voorbij vliegen. Hij fladdert om mijn hoofd en strijkt neer op mijn opgeheven knie. Hij verbergt het prachtige patroon van zijn vleugels om de warmte van de zon op te nemen. Ik staar hem voor een tijdje aan, en verlies de aandacht van wat er om mij heen gebeurt.

Als ik weer opkijk is de rust teruggekeerd in het park. De mensen die er zonet nog waren zijn weggegaan. Hier en daar zoekt een zwerver naar een plekje voor de avond. Een zwoele bries steekt op en de bomen van het park lijken te fluisteren. De vlinder toont weer zijn prachtige vleugels en fladdert richting de vijver voor mij. De heldere kleuren van de vlinder lijken in zijn vlucht alleen maar op te leven. Ik kan een voldane glimlach niet onderdrukken en geniet van alles om mij heen.

“Goedenavond.” Oh nee, weer een zwerver die een aalmoes komt vragen, ik steek mijn hand in mijn jaszak om mijn beurs te pakken. En kijk achter mij naar wie mij begroette. Het blijkt dat ik mijn beurs niet nodig zal hebben, het is een vrouw, een dame. Ze zal in de massa niet opvallen, maar haar ogen verraden haar ware ik.

Ze kijkt direct bij mij naar binnen. “Goedenavond, neem plaats,” nodig ik haar uit. Ze neemt naast mij plaats aan de vijver. “Ze zat mooi op je knie.” Haar stem is zacht en het lijkt wel alsof ze elk woord zingt. “Je bedoelt de vlinder,” antwoord ik. “Ja zeker, ze is gesteld op je. Dat gaf mij ook een reden om jouw aan te spreken.” Ik raak verbaasd door het verhaal wat deze vreemde dame mij vertelt. “Maar wat heb jij dan met die vlinder?” vraag ik, omdat ze mij toch intrigeert. “Zij is de ene helft en ik de ander. Kijk maar.”

Ze steekt sierlijk haar hand in de lucht, en vanuit de begroeiing rond de vijver komt diezelfde opmerkelijk mooie vlinder weer aanfladderen. Verbaasd neem ik het schouwspel op. De vlinder strijkt neer op haar hand en in plaats van zijn vleugels bij elkaar te vouwen, blijft het patroon zichtbaar. Het lijkt wel alsof de vlinder de warmte van de dame opneemt. Ze kijkt mij aan, en bemerkt dat ik erg onder de indruk van het schouwspel ben.

Haar glimlach is prachtig, en ik beantwoord hem. “Samen zijn wij één. We voeden elkaar, en daarmee is de balans tussen haar wereld en de mijne in evenwicht, en kan ik genieten van wat er om mij heen plaatsvindt.” Ze staat op, en vraagt: “loop je mee?” “Natuurlijk” antwoord ik direct. De vlinder fladdert weg. “Hij gaat ons voor,” stamel ik uit verbazing. “Jazeker, zij leidt de weg, dat doet ze altijd.”
Mijn stad lijkt zo veel mooier in haar bijzijn, en de vlinder die ons leidt. Ik probeer de vlinder te ontdekken, ik weet dat hij voor ons is.

“Wie ben je?” vraag ik uit een nieuwsgierigheid die ik niet meer kan onderdrukken. Een glimlach, alleen maar die glimlach. En op datzelfde moment komt de vlinder van achter haar omhoog, en neemt plaats op haar schouder. “Dit ben ik”. De vlinder sluit zijn vleugels om ze direct weer te openen. De kleuren lijken helderder, warmer. Ze pakt me bij mijn schouder en houdt mij stil. Ze brengt haar hoofd naar voren en geeft mij een zoen op mijn voorhoofd.

Ze loopt weer verder, ik voel mij vrijer, ze heeft mij iets meer gegeven dan die kus. De vlinder heeft plaatsgenomen op mijn schouder. Ik draai mijn hoofd en kijk neer op het beestje. Ze loopt verder en ik volg haar. Ik kijk in elk raam om mijzelf en de vlinder op te vangen in de weerspiegeling. “Ze staat je mooi,” zegt ze, wijzend op de vlinder die nog steeds op mijn schouder zit.

We zijn aan de rand van de stad gekomen, we kijken uit over een uitgestrekte vlakte, geen flats, geen auto’s, niets. Het patroon op de vleugels van de vlinder is onbeschrijfelijk, in de hoeken van de vleugels lijken ogen te zitten, maar het is net alsof het patroon steeds wat verandert. De kleuren vloeien in elkaar over en nemen nieuwe vormen aan. De kleuren worden helderder om daarna weer in sterkte af te nemen. “Wil je je ogen eens dichtdoen, ik heb wat voor je.” Ik kijk haar verbaasd aan. “Goed,” antwoord ik en sluit mijn ogen.

Op het moment dat ik mijn ogen sluit, ontvouwt zich een nieuwe wereld voor mijn ogen. Ik zie mijzelf, de vlinder, en haar. Zien is alleen niet het goede woord, ik ben dat wat ik zie. “Je mag je ogen weer openen.” Langzaam open ik mijn ogen, ik raak verblind door het felle licht van de wereld. Ik bemerk dat de vlinder niet meer op mijn schouder zit, maar het gevoel wat de vlinder mij gaf is ook niet weg. De vlinder fladdert door de lucht, alleen dit keer is ze niet alleen. Twee prachtige vlinders fladderen rond, ze lijken te spelen, “Roep hem maar,” zegt ze uit het niets. “Dat ben jij” en ze wijst naar de vlinders. Ik kijk omhoog en de tweede vlinder komt naar beneden fladderen en ik voel dat ik mijzelf bekijk. “Lijdt de weg maar,” zeg ik tegen de vlinder, en het beestje fladdert weg. En het enige wat ik hoef te doen, is mijn ogen te sluiten. En ik zie, ervaar en vlieg mee.

tdw