Ouderdom

“Oké meneer Obrian, het is tijd voor uw gesprek met de dokter.” Elke dinsdag hetzelfde verhaal. Iedere broeder heeft een aantal oudere mensen onder zich. Ik, Francis, heb dus zo ook meneer Obrian. Die zoals nu weer voor zijn wekelijks gesprek naar de psychiater moet. Het probleem met meneer Obrian is dat hij seniel word. De ziekte zit niet in de familie, maar hij word het wel, en vreselijk langzaam. Normale patiënten sterven snel nadat ze hier zijn gedropt door familie of vrienden. Maar meneer Obrian ja, dat is een ander verhaal. Eerst maar eens kijken of ik hem wel bij de psychiater krijg.

“Kom op, laten we gaan, de dokter heeft vast en zeker weer een lekker bakje thee klaar staan.” De oude man komt langzaam omhoog en kijkt mij een speels aan, als een jonge puppy die bedenkt hoe hij je kan uitlokken tot een vriendelijk partijtje stoeien. “Ach man, kun je niet eens iets anders bedenken, kijk een cognacje is natuurlijk wat anders.” Glimlacht hij. “kom eerst maar mee, zien we dan wel verder.” vraag ik rustig. “oké” is zijn simpele antwoord. “Maar dan wel in de rolstoel!”. Het vervelende is dat als ik nee zeg ik hier nog tot ongeveer kerstmis sta te praten, dus stem ik maar in met meneer Obrian's verzoek. En hoop stiekem, dat als ik oud en seniel word, toch een beetje op deze jeugdige oude man lijk.

“Sneller, Sneller!” krijst Obrian het uit. De man, grijpt de stangen, en duwt de rolstoel mee, hij wil sneller. Gelukkig is het ritje naar de dokter een ritje van 2 gangen. Grijze, droevige gangen. “Alle passagiers uitstappen, eindstation ‘The weird but profane doctor’” grapt Obrian. Die net zo klinkt als de band van de dublinse metro. Obrian loopt naar binnen en neemt plaats op de stoel voor het bureau van de dokter. Ik neem plaats op de stoel in de hoek van het kantoor, de stoel staat er voor de broeders om een oogje in het zeil te houden.

“Goedemiddag meneer Obrian, ik zou graag nog eens met u spreken over het verhaal wat u mij vorige week vertelde. Het verhaal over de eenzame man, bij het busstation.” “Moet dat nu weer? U kent het verhaal toch, en u hoeft echt niet te verwachten dat u via verhalen erachter komt hoe ik functioneer.” Obrian, heeft een woest, en diep leven geleefd. Het is zonde om hem zo te zien zitten.

“oké oké.” gaat de dokter verder. “laten we het dan eens hebben over de mevrouw die gister bij u kwam. Weet u wie dat was? “Ja, daar wou ik het dus net met u over hebben, zij noemde mij steeds vader. Maar als zij mij vader noemt, dan is het logisch dat ik haar dochter noem.” Vraagt Obrian, wantrouwend, schamend. “Ja, dan is het logisch dat u haar ‘Dochter’ noemt.” “Maar ik heb dat mens nog nooit gezien!!”schreeuwt Obrian uit. “Hoe kan ik dat nou doen, godverdomme man, ik weet dat ik niet helemaal meer oké ben hierboven. Maar dan nog!!!” Obrian loopt rood aan. Ik denk dat zijn hart het gaat begeven. Maar de dokter vangt hem op. “rustig meneer, misschien was die mevrouw wel wat in de war, dat kan toch ook.” Stilte. “euh, ja, maar…”stamelt Obrian, en hervind zichzelf “Ja natuurlijk, zij zag er verward uit. Dat is het! Stom dat ik daar zelf niet aan heb gedacht.” De dokter staat op en kijkt naar buiten, zijn rug richting mij en Obrian. “Meneer Obrian, het verhaal van vorige week, kwam ook een kleine dochter in voor. Een meisje van drie maanden, weet u nog wat haar naam was?” langzaam draait de dokter zich richting mij en Obrian, het is net alsof het kantoor word gevuld met pure pijn. “OH MIJN GOD!!! Dat was rachel, mijn meisje van drie maanden.”

Meneer Obrian barst in huilen uit. Ik kan hem nog net opvangen, opvangen voor de val die hij bijna maakt van de stoel. De val die hij echt maakt moet enorm zijn. Met zijn, speelse, diep geëmotioneerde ogen kijkt hij mij aan en fluistert. “Zij noemde zich gister ook zo, Rachel. Het was haar echt. Echt waar hé?” ik kan niet liegen tegen deze man, ik wil liegen.

“Ja fluister ik, het was rachel.”

Tdw