Brian en de Dood.


En ik, ‘word’ wakker. Knipper met mijn ogen en probeer te wennen aan het vage rode dan weer roze licht. Ik ben niet meer in mijn bed. Ik lig op een harde zwarte houten vloer. “Hoi!”. Roept iemand vlak naast mij. “Christus!!!” ik schiet omhoog, en spring weg. “wie ben jij, u, wat doe ik hier?” de man, die op mij afkomt stelt zich voor als zijnde Brian, hij is vreselijk mager, alsof hij 10 jaar lang hevig heroďne heeft genuttigd, hij heeft zijn kin tegen zijn borst gedrukt. En telkens als hij een stap doet dan draait hij zijn hoofd op een dwangmatige manier helemaal omhoog, totdat zijn nek niet verder kan, op het hoogste puntje kijkt hij mij heel even aan, en schiet dan weer naar die vreemde houding. Starend naar de grond. “word u ook zo gestoord van dat licht?? Ik wel, IK WEL!! Ik word er KRANK van!” en weer die dwangmatige beweging, maar nu is het stroever, alsof hij het niet wil doen maar er wel aan toe moet geven.
Ik kijk de ruimte wat rond, er ligt een kleed, een klein meisje, en 4 kistjes perfect op elkaar neergezet. Ik zie geen deuren, geen muren, maar voel mij vreselijk opgesloten. Brian, die gekleed is in een broek, begint zwaarder te ademen. “Dat wijf daar, die trut. Wil dus niet wakker worden. Al 4 weken ligt zij daar, te liggen.”gaat hij verder. Nog steeds dwangmatig op en neer kijken, maar nu onrustig, woest. Net alsof hij zijn nek wil breken. Hij loopt naar het lichaam toe, wat waarschijnlijk een lijk is. Maar het ziet er niet dood uit, en het stinkt ook niet. Hij loopt er naar toe, er gaat een telefoon. “Pak jij hem even, ik zal dit vies stuk vreten wekken.” Verbijsterd, zoek ik een telefoon. “waar vind……” “Gewoon grijpen sukkel”antwoord Brian direct. Ik grijp in het donkere en heb een telefoon in mijn hand. Van schrik laat ik hem direct weer vallen, hij rinkelt nog steeds, ik zoek op de grond en voel niets. Sta op, graai in het donker en heb weer een telefoon in mijn hand. Als ik hem naar mijn oor breng hoor ik dat de beller hem erop gooit. “te laat” mompel ik.
Brian is erg druk bezig met het wakker maken van het meisje, schudden, luisteren aan haar mond, tegen haar praten, schreeuwen. Hij is bedroefd, ik voel, dat hij wil huilen, en op het punt staat uit te barsten. Ja hoor, hij huilt. Hij begint zachtjes, maar al snel word het een niet te stoppen huilbui. Nog steeds gaat het dwangmatig op en neer brengen van zijn hoofd door. Hij schreit nu moedeloos. “kan ik wat voor je doen?” vraag ik onzeker. “ik denk dat ze slaapt en niet meer wakker wil worden ”antwoordt hij verdrietig. “ze ademt nog wel, dat ruik ik, want de laatste keer dat we hier samen waren hebben we pizza gegeten, met knoflook en salami, en dat ruik ik. Maar wakker worden doet ze niet meer.” Ik weet niet wat ik moet doen, hij staat daar als klein kind, nog naschokkend van zijn huilbui, op en neer, op en neer……..
Achter Brian kucht er iemand, de lichten worden scherp en fel. De ruimte wordt onaangenaam. Ik zie dat van de 4 kistjes er eentje mist. Brian draait zich om, en in zijn draai ‘moet’ zijn hoofd weer omhoog, eenmaal omgedraaid hoor ik hem nog een hap lucht nemen. En er knapt iets.”Zo, Zeikerd.” Het kleine meisje houdt een met bloed besmeurt kistje in haar hand, achter haar ligt het lijk van Brian, naschokkend, met zijn hoofd zo goed als los van zijn romp. Ik loop achteruit, omdat het meisje langzaam op mij toe komt. Ik weet niet wat ik moet doen, ik struikel over het kleedje, val op mijn achterwerk. Ze kijkt mij diep in mijn ogen, ik zie alleen maar duisternis. Duisternis die word bevestigd door pijn.

En ik, ‘word’ wakker. Knipper met mijn ogen en probeer te wennen aan de vage tonen. Ik herken ze, het zijn tonen van een kerkorgel. Ik zie dat er mensen langs mij lopen, huilend kijken ze op mij neer, sommigen prevelen, sommigen nemen afscheid. Langzaam kom ik omhoog, omhoog uit de kist, de mensen kijken niet naar mij, maar naar het omhulsel. Ik zweef boven hen uit, langzaam draai ik mij om, en zie dat er 6 mensen langs mijn kist lopen, alleen de eerste rij is bezet. De dominee begint zijn dienst, ik herinner mij dat ik geen dienst wou, alleen een crematie, met de muziek waarvan ik hield. Ik kijk nog eens in de kist, en zie dat het lijk, echt het omhulsel is waar ik de afgelopen jaren in heb geleefd.
De deur van de kerk zwaait open, in de deuropening staat het kleine meisje ze loopt richting de kist. Stopt. Brengt haar kin naar haar borst en spuugt in de kist. Ze brengt haar hoofd op een dwangmatige manier helemaal omhoog en kijkt mij diep in mijn ogen aan. En met een vreselijk schelle stem zegt zij, “Dood ga je nooit”.

tdw