Brief aan Natascha - 4

Natascha,

Het is niet niks, zo’n crash. Vaag herinner ik me je laatste brief. Studiefinanciering, schiet me te binnen. Het probleem komt me bekend voor.
"Want stel nou dat je het haalt", hoorde ik het afgelopen jaar continu, "wat dan?". Dan niks, dat doet er op dit moment niet toe. Om het in jouw woorden te zeggen. Ik verruil mijn gouden kooi nog niet voor een zilveren. Waarschijnlijk, het kan me nu niet bijzonder veel schelen en ik lijk de enige te zijn. Daar kleeft één klein nadeel aan. Een nadeel van financiele aard. Terwijl ik, afgelopen vier mei, mijn negentiende levensjaar bewandelde, rekende een computer in Groningen uit dat mijn ouders geen kinderblijslag meer verdienden. En daarmee stopt mijn bron van inkomsten. De minister heeft bepaald dat ik, om de een of andere bizarre reden, geen studiefinanciering verdien als ik niet studeer, dus ik steven met grote snelheid op de armoede af. Werken volgend jaar, dat is geen probleem, maar het lijkt erop dat de aankomende vakantie een schamele gaat worden. Maar goed, een jaartje oriëntatie dus. Als ik het haal.
Het staatsexamen, ik meen me te herinneren dat je het er in je vorige brief ook over had. Het begint mij zo langzamerhand de neus uit te druipen, dat staatsexamen. Niet het leren. Niet de ellenlange nachten verdiept in de magische en oneindige wereld der wiskunde. Het zijn de omstanders. De mensen die niet op de hoogte zijn van mijn plannen. Die mensen, die doen zo langzamerhand mijn donkere, homocidale ik opborrelen. Uiteraard kunnen ze het niet helpen, maar twaalf maanden lang iedere dag weer dezelfde vragen beantwoorden, tast je respect voor de gemiddelde nieuwsgierige persoon danig aan.
Daarom, zo heb ik besloten, gaa ik het hele verhaal op een rijtje zetten. Gedetailleerd en nauwkeurig. Ik vertel het aan jou, in de hoop het hierna nooit meer te hoeven vertellen.
De logica ontbreekt, dat weet ik, maar deze brief moet ook vol. Beschouw het als terugblikken voordat ik een nieuw jaar en een nieuwe wereld binnentreed.
Bij het begin beginnende schets ik een mooie zonnige dag. Je kent ze wel, het is er inmiddels ook weer het seizoen voor. Groene bladeren, vrolijk kwinkelerende vogels en zulks. Zonder enige twijfel de fijnste schooldag van mijn leven. Ik was namelijk geschorst, tezamen met een goede vriend. Dat betekent niet dat je zomaar mag doen waar je zin in hebt, nee geenszins. Dat betekent, op mijn school althans, een dag opgesloten in de aula van het oh zo fraaie gebouw waar ik iedere dag weer vrolijk gemutst heen fiets. In een aula kun je je, met toevoeging van muziek en wat te drinken en een nijntje bal om af en toe wat mee over te schoppen, best thuis voelen. Maar feit blijft, ik was geschorst.
Wat voor vreselijke misdaden had ik begaan, hoor ik je al luid uitroepen.
Zodirect, voor ik verder ga zou ik de zaken op willen helderen omtrent mijn conrector. Oplettende lezers zullen zich hem nog herinneren als de machtsgeile conrector uit een tweetal eerdere stukjes. Ik heb de goede man in deze werkjes niet ontzien. In die dagen was de besnorde, licht grijzende man mijn aartsvijand-bij-gebrek-aan-beter. Zijn wereld en mijn wereld, wilde discussies over vrijheid, enfin, lees het zelf maar, ik kan het zelf niet meer verdragen. Ik voel mij schuldig over de arrogantie waarmee ik de man hier de grond in heb gestampt. Niet over wat ik geschreven heb, want veel is mijn mening niet veranderd, maar wel over mijn arrogantie. De man was destijd mijn aartsvijand, dus keus had ik niet, maar inmiddels nadat ik wat afstand heb kunnen nemen en wat minder met hem in contact heb hoeven komen, blijkt het best een goede vent te zijn.
Terug naar de voorgeschiedenis. De zaken waarover ik wild verhaald heb in vorige columns waren verder uit de hand gelopen. Mijn te laat komen, mijn absentie, dat soort zaken. De laatste druppel had zich uit de kraan gewurmd en viel met een stevige snelheid naar beneden. Nog voor mijn schorsing had ik op een goede middag mijn conrector al een paarsblauwe kleur in het gelaat zien krijgen en was de discussie over "hoe het nu verder moest" gestart. Ik kon niet binnen het systeem leven, dus, hoe simpel blijkt het leven soms, moest ik maar buiten het systeem leven. Dit overigens grotendeels op eigen initatiatief. Toen ik het daarna toch nog presteerde om, vrijwel synchroon met mijn mede-geschorste, te laat te komen, besloot de brave borst mij de laatste dag van het schooljaar te schorsen.
Na wat omzwervingen kwam het staatsexamen in beeld. Eenieder mag, zo bleek het, tegen een milde betaling, van de staat examen doen. Ongeacht de achtergrond, iedereen met een paar honderd gulden teveel en een geldig legitimatiebewijs kan deelnemen aan het jaarlijks georganiseerde driewekelijks prestatiefestijn. De voorbereiding, daar moet je helemaal zelf voor zorgen, maar het examen, dat wordt geregeld. Een buitenkansje, de afspraken waren snel gemaakt. Omwille van de sceptici zou ik nog één jaar op school blijven en in de examenperiode zou ik voldoende vrij krijgen om het felbegeerde diploma te verkrijgen. Zo tekende ik het pakt met de duivel dat het jaar dat ik achter de rug heb karakteriseerde.
Hoe gaat het in zijn werk? Simpel, het centraal schriftelijk heb ik inmiddels samen met de rest van jong en koopkrachtig Nederland gemaakt. Dat was de makkelijke helft.
Straks de mondelingen. Middenin de zomervakantie offer ik straks nog twee weken op om te leren en vervolgens mijn geleerde kennis te verkondigen in de hoop waardering te krijgen van mensen die ik nog nooit gezien heb en na afloop hopelijk nooit meer zal zien.
De ideologische opwelling waarmee ik begon is inmiddels wat verbleekt, maar met koffie, nicotine en paracetamol sleep ik me er doorheen.

Je weet nu het hoe en het waarom. Het plan en de opzet. Volgende week de praktijk. Ik blijf wanhopig terugblikken, want vooruitblikken levert me nog weinig op.

Peter.