Londen

De melancholische heimwee zit nu al in mijn hoofd en de surrealistische beelden liggen nog vers in het geheugen. Ik ben naar Londen geweest.
Als mijn ogen dicht doe loop ik weer alleen langs de Thames. Aan mijn rechterhand het zakelijke deel van Londen met de oude en grote kantoorgebouwen in pastelwit, met een gele gloed in het licht van de straatlantaarns. Aan mijn linkerkant de Thames. Aan de overkant van de Thames liggen in het Engelse grijze licht de vele werfgebouwen. Daaronder beginnen aan de kade lichtjes te branden. Op mijn walkman, Mozart, zo hard mogelijk.
Ik ben nu thuis, maar eigenlijk wil ik weer terug. Ik wil terug naar de stad van de anarchisten en de oorlogshelden. De stad van de punkjongeren en de conservatieve ouderen. U hoort het, ik heb mijn plaats gevonden.
De afgelopen vijf dagen heb ik doorgebracht in Londen. Londen is mijn Eldorado, mijn Zion. Londen is voor mij impressionisme, oppervlakkige schoonheid, de enige schoonheid.
In Londen had ik mijn thuis. Een kampeerterrein vlak naast de overblijfselen van het oude Crystal Palace. Niet het kampeerterrein, maar Crystal Palace was mijn thuis.
Van het paleis zelf was niks meer over behalve de trappen. Over enorme trappen beklom ik de heuvel waar ooit het monument had gestaan. Wijde grasvelden werden afgewisseld met ruïneachtige bouwsels. Muren vol met middeleeuws uitziende nissen, majestueuze standbeelden van mij onbekende personen. En op de bovenste trappen een viertal sfinxen. Overblijfselen van een paleis dat de verbeelding ver te buiten gaat. Dit alles belicht door een roodgele avondzon. De sfinxen keken stil uit over een grote buitenwijk van Londen.
Op een hoge trap, besierd met twee sfinxen besteedden we de meeste tijd die we niet in het centrum van Londen doorbrachten. Meestal stil zittend, op of onder de mythische dieren, starend naar Londen. Totdat de nacht viel. Dan verandert alles.
's Nachts voelt alles anders, verandert de atmosfeer. Eén van de sfinxen wordt nog zwak belicht door verdwaald licht van straatlantaarns en de ander is door een donkere boom bijna compleet in duisternis gehuld. Alleen zijn contouren zijn nog vaag belicht.
De trappen zijn bijna helemaal donker, maar het park ervoor is goudgeel belicht met lampen. Het voelt onwerkelijk aan. In een plas die door de weerspiegeling van de belichte nachtlucht licht lijkt te geven staat een treuwilg. Een treurwilg met tegenlicht.
Daar waar het bladergewas dik was kleurt de eenzame boom donker en zelfs bijna zwart. Maar aan de randen begint het licht door te schijnen en worden de blaadjes bijna lichtgroen en daar waar geen bladeren zijn schijnt, of het gele lamplicht, of is de donkere zwartpaarse lucht te zien. Op het grasveld onder de boom speelt zich het zelfde contrast af, terwijl de stam van de boom is omgeven door een dichte mist.
's Nachts is alles anders.
Zo ook in Londen zelf. 's Nachts is het licht mooier. 's Nachts zijn de mensen vreemder, mooier. 's Nachts staan de gebouwen in een onheilspellender en indrukwekkender licht. 's Nachts is het donkerder, maar er is zoveel meer te zien.
De melancholische heimwee naar Londen zit nog steeds in m'n hoofd en de surrealistische beelden hebben zich onherroepelijk vermengd met Mozart.