EU-burgerschap Britten bij EU-hof

Mick (Philosocles)

De rechtbank van Amsterdam heeft een zaak van vijf in Nederland wonende Britten doorverwezen naar het Europese Hof van Justitie. De Britten willen weten of ze na de Brexit hun EU-burgerschap kunnen behouden.

Het vijftal had de Nederlandse staat voor de rechter gedaagd, vanwege de onzekerheid die de aanstaande Brexit met zich meebrengt. Ze voelen zich pionnen in het getouwtrek tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie, en willen dat Nederland hun verblijfsrecht en andere burgerrechten garandeert op basis van de huidige EU-verdragen, aldus het Parool.

Het was volgens advocaat Christiaan Alberdingk Thijm al duidelijk dat Nederland hierover geen principieel uitsluitsel kon geven, dus de doorverwijzing naar het Europese Hof was dan ook de inzet. De taak van dit hof is het interpreteren van EU-verdragen en daarover gerechterlijke uitspraken doen.

Het gaat allemaal om Artikel 20 van het Verdrag Betreffende de Werking van de Europese Unie. Hierin wordt het EU-burgerschap gedefinieerd. Dat luidt als volgt:

"Er wordt een burgerschap van de Unie ingesteld. Burger van de Unie is een ieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit. Het burgerschap van de Unie komt naast het nationale burgerschap doch komt niet in de plaats daarvan."

Vaag
De zaak draait om het eerste stuk van de laatste zin: "Het burgerschap van de Unie komt naast het nationale burgerschap". De Amsterdamse rechtbank vindt die uitdrukkingswijze voldoende vaag om het antwoord op de vraag of het EU-burgerschap het uittreden van een lidstaat kan overleven, twijfelachtig te achten.

Dus zal het Europese Hof hierover uitsluitsel moeten geven, en dit kan de onderhandelingen tussen Londen en Brussel in theorie volledig op z'n kop zetten. Het Hof zou immers kunnen beslissen dat EU-burgerschap blijvend wordt toegekend voor alle ingezetenen van een toegetreden lidstaat.

De hamvraag is of het Hof het artikel op een of andere manier letterlijk interpreteert, of dat het uitgaat van de bedoeling achter Artikel 20. Let wat dat betreft op het verschil tussen wat de klagers menen dat het artikel impliceert, en wat het lijkt te willen zeggen.

Bedoeling
De vermeende implicatie is dat EU-burgerschap de Brexit overleeft. Maar de bedoeling achter het artikel lijkt nou juist het omgekeerde te zijn: dat het nationale burgerschap het EU-lidmaatschap overleeft, volgens het tweede deel van de laatste zin: "doch komt niet in de plaats daarvan". De vraag is dus welke interpretatie het bij het Hof wint.

Maar ook als er letterlijk wordt geïnterpreteerd is er nog de tweede zin: "Burger van de Unie is een ieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit." Dit is een logische implicatie: als 'nationaliteit van een lidstaat' dan 'burger van de Unie'. Als iemand dus niet de nationaliteit van een lidstaat heeft wordt niet aan de voorwaarde van die implicatie voldaan, en is die persoon dus logischerwijs geen burger van de Unie.

Mocht de klacht gegrond worden verklaard zou dit een asymmetrische relatie tot gevolg hebben, omdat de EU-rechten voor Britten dan niet wederkerig zijn: EU-ingezetenen hebben dan immers niet dezelfde rechten in Groot-Brittannië. En wederkerigheid is een van de fundamentele principes van de Europese Unie.

Als de klagers desondanks gelijk krijgen zouden de gevolgen fors kunnen zijn. De steun van de Poolse bevolking voor het EU-lidmaatschap hangt bijvoorbeeld sterk samen met het EU-burgerschap. Als burgerschap en de bijbehorende rechten gegeven zijn, onafhankelijk van voortgezet EU-lidmaatschap, is het goed denkbaar dat de Poolse steun voor het lidmaatschap sterk daalt. En dit zou vervolgens ook voor Hongarije en Tsjechië kunnen gelden.

EU-burgerschap Britten bij EU-hof
EU-burgerschap Britten bij EU-hof (Foto: ANP)