Allochtone eenoudergezinnen steeds vaker in bijstand

anoniem_22072019025900

Het percentage alleenstaande ouders van niet-westerse afkomst dat in de bijstand zit, is sinds 2008 toegenomen. In 2011 ging het om 42 procent van de allochtone eenoudergezinnen, 35 duizend in totaal. Drie jaar eerder was dat nog 39 procent. Dat blijkt uit woensdag gepubliceerde cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Van de autochtone alleenstaande ouders ontving eind 2011 ruim vijftien procent een bijstandsuitkering. Sinds eind 2008 de kredietcrisis uitbrak is het gemiddelde percentage eenoudergezinnen met een bijstandsuitkering licht toegenomen, van 22 procent in 2008 naar 23 procent in 2011. In de periode tussen 1999 en 2008 nam dat percentage nog geleidelijk af, onder meer doordat meer mensen een baan vonden.

Van de Marokkaanse eenoudergezinnen ontving in 2011 de helft bijstand. Eind 2011 ging dat om vijfduizend uitkeringen. Sinds 2008 is het aandeel Marokkaanse eenoudergezinnen in de bijstand vrijwel gelijk. Bij de eenoudergezinnen met een Turkse achtergrond ging het om 47 procent.

Van de alleenstaande ouders uit Suriname en de Antillen zat respectievelijk 27 en 37 procent in de bijstand. In die groepen is het aantal uitkeringen sinds 2008 licht toegenomen.

Eind 2011 telde Nederland ruim 320 duizend eenoudergezinnen met minderjarige kinderen. Sinds 1999 is dat aantal gestaag gegroeid, met name doordat meer mensen scheiden. Eenoudergezinnen zijn economisch kwetsbaarder omdat er maar een persoon in het huishouden voor de inkomsten zorgt.