'Geen bewijs voor justitiële doofpot kerkmisbruik'

Redactie

Er zijn geen aanwijzingen dat het Openbaar Ministerie sinds de jaren tachtig stelselmatig heeft geprobeerd kindermisbruikzaken in de rooms-katholieke kerk te verdoezelen. Dat concludeert oud-procureur-generaal Dato Steenhuis, die dat op verzoek van de Tweede Kamer onderzocht. Eerder bestonden dat soort afspraken mogelijk wel.

Van afspraken tussen de kerk en het OM om zaken binnenskamers te houden, is Steenhuis niets gebleken. De jurist onderzocht ruim 2200 zedenzaken. Dat leverde vijf zaken op waarbij rooms-katholieke geestelijken betrokken waren. Dat waren er te weinig om algemene uitspraken op te baseren.

Steenhuis interviewde voor zijn onderzoek ook zeventien 'hooggeplaatste' oud-medewerkers van politie en het OM. Niemand van hen zou over individuele zaken contact hebben gehad met kerkelijke autoriteiten. Vaak bleef het contact beperkt tot een kennismakingsgesprek. Er zouden binnen het OM geen aparte regelingen bestaan.

In een eerdere periode waren dat soort afspraken er mogelijk wél. Een procureur-generaal in Den Bosch werd door zijn voorganger geconfronteerd met een kastje. Daarin zaten zaken uit de jaren vijftig en zestig, die inmiddels waren verjaard. Het blijkt mogelijk ook uit een uitspraak van de hoofdofficier van Maastricht na zijn aantreden in 1981. "Geef maar hier, deze zaken doet de kerk zelf af", zou hij hebben gezegd.

Steenhuis onderzocht uit efficiencyoverwegingen zaken uit de jaren tachtig in de zuidelijke arrondissementen. Hij is ervan overtuigd dat uitbreiding naar andere tijdvakken en arrondissmenten dat beeld niet zou veranderen.

De vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie vroeg in februari om het onderzoek van de oud-procureur-generaal. Aanleiding was onder meer het boek Vrome zondaars van Joep Dohmen. Van de vijf door Steenhuis gevonden gevallen stonden er al twee in het boek van Dohmen.